criminologie 5 & 6 Flashcards

1
Q

Penologie

A

Studie van de doelstellingen van wettelijke straffen, de toepassing ervan in de praktijk en de uitwerking ervan op de gestraften of op anderen groepen zoals potentiele plegers van delicten
- Geen straf zonder wet

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

De drie belangrijkste groepen strafrechttheorieën

A
  1. De absolute theorieën
  2. De relatieve theorieën
  3. De vereniging theorieën
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

De absolute theorieën

A

(oog om oog, tand om tand)
- Genoegdoening voor het slachtoffer en herstel van de schade
- Vergelding: wie een strafbaar feit heeft begaan mag hier niet mee wegkomen
- Kritiek: niet altijd humane behandeling

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

De relatieve theorieën

A

(straf is middel tot een sociaal doel, willen menselijke fouten in de toekomst voorkomen)
- Generale preventie: afschrikken van potentiële daders
- Speciale preventie (voorkomen van recidive door middel van opsluiting)
- De straf heeft een doel en in plaats van enkel vergelding

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

De vereniging theorieën

A

(straf moet proportioneel zijn aan de daad en de schuld, vergelding, en op evenwichtige wijze verschillende doeleinden dienen)
- Combinatie van de twee theorieën
- Deze theorie is leidend in de praktijk van de Nederlandse strafrechtpleging

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Soorten straffen

A

Hoofdstraffen
- Geldboete
- Taakstraf (leer- of werkstraf
- Gevangenisstraf of jeugddetentie
- Hechtenis
Maatregelen
- TBS
- PIJ
- ISD
Bijkomende straffen
- Openbaarmaking van de rechterlijke uitspraak
- Ontzetting uit een ambt of beroep?

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Effectiviteit van straffen

A
  • Generale preventie
  • Speciale preventie
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Generale preventie

A
  • Doelgroep heeft geen kennis van de straf die wordt opgelegd
  • Shaming
  • Voorlichting (positief en negatief)
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Speciale preventie

A
  • Onderzoeksmethoden (heeft een gevangenisstraf preventieve effecten?
  • Effecten van incapacitatie
  • Effecten op recidive (detentie nauwelijks effect, behandeling tijdens detentie)
  • Effecten op resocialisatie (schade door detentie)
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

wat is criminaliteitspreventie

A

alle maatregelen van burgers, particuliere instellingen en de overheid liggende buiten de strafrechtspleging die erop zijn gericht gedragingen die volgens de wet strafbaar zijn, te voorkomen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

preventie Beccaria en Bentham

A

vrije wil daders, daarom inzetten op hoge pakkans en zware straf

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

preventie Gelegenheidstheorie

A

kosten en baten dus je kan beïnvloeden. Technische beveiliging, fysieke en sociale omgeving die delicten tegengaat

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

preventie Braithwaite

A

ook wilsvrijheid dader, straffen laten opleggen door de omgeving die de daad afwijst maar de dader niet

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

preventie Labeling

A

contacten met strafrecht negatief effect voor zelfbeeld. Werkt criminaliteit in de hand. Minimalistische strafoplegging of afschaffing

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

preventie Sociale controle

A

kinderen met risicokenmerken op zeer vroege leeftijd onderkennen om aan ouders pedagogische ondersteuning te bieden

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

preventie Straintheorie

A

projecten die beogen de maatschappelijke achterstand van risicojongeren te verminderen door de aanbieding van scholing, betere huisvesting en banen

17
Q

preventie Lombroso

A

criminaliteit als een genetisch bepaalde ziekte die door straf niet te genezen is. Het zijn ‘geboren misdadigers’ en daarom moeten we ze identificeren en levenslang begeleiden.

18
Q

doelgroepen van criminaliteitspreventie: primaire preventie

A

richt zich op de gehele bevolking

19
Q

doelgroepen van criminaliteitspreventie: secundaire preventie

A

preventie gericht op risicogroepen

20
Q

doelgroepen van criminaliteitspreventie: tertiaire preventie

A

Maatregelen gericht op probleemwijken waar
veel criminaliteit voorkomt en op personen die reeds slachtoffer
van een misdrijf zijn geworden.

21
Q

dadergerichte preventie primair

A

opvoeding (MONO)

22
Q

dadergerichte preventie secundaire

A
  • Jongeren met een delinquente levensstijl: too little, too late
  • Early Interventions
23
Q

dadergerichte preventie tertiaire

A
  • Het geven van hulp en steun aan gedetineerden en ex-gedetineerden (reclassering)
24
Q

Primaire slachtoffergerichte preventie

A
  • Voorlichting (technopreventie)
25
Q

Secundaire slachtoffergerichte preventie

A
  • Voorbereiden van personen op een mogelijke slachtofferschap van een delict in de toekomst (instructies over gijzelingen, fraudevoorlichting bejaarden)
26
Q

Tertiaire slachtoffergerichte preventie

A
  • Voorlichting aan slachtoffers hoe zij herhaald slachtofferschap kunnen voorkomen
    - Alarmapparatuur
27
Q

Primaire situationele preventie

A

Impliceert de invoering van elementaire beveiligingsmaatregelen onder de gehele bevolking (wetgeving), bv: bouwvoorschriften of stuurslot auto

28
Q

Secundaire situationele preventie

A

Verbetering van de beveiliging of bewaking door inwoners van wijken of andere doelgroepen met verhoogde risico’s, bv: track and trace systemen op gewilde auto’s

29
Q

Tertiaire situationele preventie

A

Gespreide sluitingstijden, videocamera’s en betere verlichting bij hotspots

30
Q

situationele preventie Technopreventie

A

Kluis, sloten, uitneembare autoradio’s, firewalls.

31
Q

situationele preventie Preventie door environmental design

A

Afsluiten van doodlopende steegjes, ontwerpen van buurten waarbij gedacht wordt aan interactie tussen buren die noodzakelijk is voor de ontwikkeling van gemeenschapszin en daarmee sociale controle.
defensible space: voor- en nadelen.

32
Q

situationele preventie Bystander intervention

A

Weinig mensen zijn van nature geneigd om zelf op te treden wanneer zij een delict zien.

Volgens het interventiemodel van Winkel moet aan vier noodzakelijke voorwaarden worden voldaan om een interventie te laten optreden:
1. Waarneming van het incident2. Criminele definiëring: de omstander moet het waargenomen incident interpreteren als crimineel gedrag. 3. Betrokkenheid bij het verloop/de afloop: individualisering (eigen gezin/vrienden/sociale omgeving) & spreiding van de verantwoordelijkheid (afschuiven op een ander, omstanderseffect).
4. Interventiekeuze: hoe moet ik handelen?

33
Q

situationele preventie Particuliere beveiliging en functioneel toezicht

A

Bezuiniging functioneel toezicht -> Stijging kleine criminaliteit

Uit onderzoek is gebleken dat het functionele toezicht een van de meest veelbelovende methodieken is om op begrensde locaties criminaliteit terug te dringen

34
Q

situationele preventie, kritiek

A
  • Verplaatsings- of verschuivingsverschijnsel (discplacement): verplaatsing naar een andere locatie, in plaats van bijdragen aan beheersing van de criminaliteit. Situationele preventie zorgt echter zelden voor volledige verplaatsing. De een zal delicten in een naburige wijk plegen, de ander heeft geen zin om deze ‘kosten’ te maken.
  • Diffusion: situationele preventie heeft vaak een gunstige uitwerking op andere vormen van criminaliteit.

Conducteur helpt tegen zwartrijden én vergroot de sociale veiligheid in de tram.

De voorkeur gaat echter uit naar ‘primaire situationele preventie’ in plaats van ‘secundaire situationele preventie’, want: Een extra beveiligde straat is beter dan een extra beveiligd huis.