crcriminologie 1 & 2 Flashcards

1
Q

Definitie criminologie?

A

De wetenschap die zich bezighoudt met de bestudering van de aard en de achtergronden van menselijke gedragingen die door de wetgever strafbaar zijn gesteld en van de wijze waarop de overheid en de overige maatschappij daarop reageert
- Aard
- Achtergrond
- Strafbaar gesteld door wetgever
- Reactie maatschappij

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Vier belangrijke vragen in de criminologie

A
  • Wat is criminaliteit
  • Wie overtreedt de regels en wie niet
  • Hoe wordt op criminaliteit gereageerd
  • Wie zijn de slachtoffers van criminaliteit
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

wat is het strafrechtsysteem

A

Het strafrechtelijk systeem is het geheel van organisaties en personen dat bepaalt welke gedragingen strafbaar zijn en zorg draagt voor de opsporing vervolging en berechting, en voor de tenuitvoerlegging van de aan hen opgelegde straffen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Wat zijn de belangrijkste onderdelen van dit systeem?

A
  • de strafwetgever
  • de politie en andere instanties met opsporingsbevoegdheden
  • het OM
  • de rechters, bijgestaan door de griffie
  • het gevangeniswezen
  • de reclassering
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

wat is de formele reactie op criminaliteit?

A

De formele reactie op criminaliteit in onze rechtstaat is de toepassing van het strafrecht

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Wat doet de politie?

A
  • Hulpverlenen
  • Handhaving
  • openbare orde
  • strafrechtelijk (opsporing strafbare feiten)
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Wat doet het OM?

A
  • Leidinggeven aan de politie
  • Belast met vervolging van verdachten
  • sepot
  • strafbeschikking (zonder rechtbank)
    geldboete of taakstraf
  • Toezicht op de tenuitvoerlegging van straffen, maatregelen en daarbij opgelegde voorwaarden
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Wat doet de rechterlijke macht?

A
  • Zijn de ten laste gelegde strafbare feiten wettig en overtuigend bewezen
  • Wat is de schuld/het aandeel van de verdachte
  • Welke straf of maatregel dient opgelegd te worden
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Selectiviteit in de strafrechtpleging

A

niet-toevallige, factoren bepalen welke natuurlijke of rechtspersonen uit het totaal van wetsovertreders in aanraking komen met politie en/of justitie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Drie vormen van selectiviteit

A
  • Selectiviteit door capaciteitsgebrek
  • Selectiviteit door regionale verschillen
  • Selectiviteit naar groepskenmerken
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

wat is Rationele keuze – economische benadering

A
  • Vrije wil (vrije keuze)
  • Strafrisico (dus: pakkans en strafmaat)
  • Afweging kosten en baten (dus: minimale kosten en maximale baten
  • Kritiek:
  • mensen handelen (niet altijd rationeel)
  • beperkte informatie
  • Bijvoorbeeld fietsendiefstal, zwartrijden, drugsdelicten en aan de andere kant: geweld, grafitti, vernieling etc.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

wat is Gelegenheid – routine activity

A

Niveau criminaliteit wordt bepaald door:
- Aanwezigheid potentiële daders
- Aanwezigheid geschikte doelwitten
- Afwezigheid voldoende bewaking
- Vraag: wie zijn potentiële daders?
- Bijvoorbeeld verband met lage zelfcontrole

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Sociologisch perspectief

A
  • Anomie en strain theorieën
  • Sociale controle theorieën
  • Sociale-desorganisatie theorieën
  • Sociale-labelings theorieën
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Anomie/strain

A

De maatschappij stelt verwachtingen waar mensen aan willen voldoen. Als men een gekozen doel niet kan bereiken (door maatschappelijke achterstand) ontstaat er ‘strain’. Individuen reageren verschillend op deze innerlijke spanning:

  • Conformity = doelen en middelen accepteren in de maatschappij
  • Innovation = doelen accepteren maar de middelen niet (illegale middelen)
  • Ritualism = doelen niet accepteren maar de middelen wel
  • Retratism = terugtrekken, doelen en middelen niet accepteren
  • Rebellion = nieuwe doelen en middelen maken
    Mogelijke reacties:
    conformiteit (wat de meeste doen, met legale middelen proberen de culturele doelen te bereiken),

vernieuwing/innovatie (met illegale middelen proberen doelen te bereiken),

ritualisme (houdt zich aan de regels (legaal) maar houden zich niet aan de maatschappelijke doelen (afwijkend gedrag maar niet crimineel)),

terugtrekking/retreatisme (niet meer mee doen: zwervers, daklozen, alcoholisten),

rebellie (vervanging door andere dingen (spritiualiteit): skaters, krakers)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

wat betekent strain

A

jongeren hebben een laag gevoel van eigenwaarde, en zoeken gelijkgezinden. Zo ontstaat de gang, delinquente subcultuur
- eigen situatie vergelijken en zien dat het beter kan
- doelen bereiken door illegale dingen te doen
- conformisme, deviant/delinquent, ritualisme, terug trekkers, rebellie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

wat is Sociale controle – bindingstheorie

A

Waarom zovelen geen crimineel gedrag vertonen in gelijk omstandigheden als de plegen, we all would if we could
4 bindingen
- Gehechtheid: hoe meer gehecht, des te meer rekening wordt gehouden met de verwachtingen en het oordeel van die omgeving (ouders, school)
- Betrokkenheid: hoe meer in betrokkenheid met de samenleving is geïnvesteerd, des te meer valt er te verliezen (samenleving, baantje)
- Gebondenheid: hoe meer ik doe, des te meer houdt het me van de straat (hobby, sport)
- Normen en waarden: acceptatie en respect voor de wet weerhouden iemand om in de fout te gaan (gij zult niet stelen)

17
Q

wat is Sociale desorganisatie

A
  • Chicago school
  • Broken windows

Chicago school: criminaliteit het grootste in het centrum van de stad. Lage sociale cohesie, meer op zichzelf gericht.

Broken windows: potentiële criminelen interpreteren de kenmerken van verloedering in de buurt als een vrijbrief om ernstigere delicten te plegen, afwezigheid sociale controle

18
Q

wat is Sociale labelling

A

als iemand het label crimineel krijgt, gaan ze zich er ook naar gedragen

19
Q

veiligheidsketen

A
  • proactie (wegnemen van de aard)
  • preventie (voorkomen)
  • preparatie (voorbereiden)
  • repressie (bestrijding)
  • nazorg (terugkeer normale situatie)
20
Q

selectiviteit door capaciteitsgebrek

A

Justitieel domein heeft niet alle mankracht, geld om op alles in te zetten. Daarom strategische keuzes maken, complexiteit van de zaak kan dan meespelen. ‘Witteboordencrimi moeilijker aan te pakken dan meer eenvoudige criminaliteit (meestal gepleegd door mensen uit lagere SES

21
Q

selectiviteit door regionale verschillen

A

Andere focus in grote steden dan in meer rurale gebieden. Drillraps in steden

22
Q

selectiviteit door groepskenmerken

A

Groepskenmerken: sociaal milieu, sekse, etniciteit. Hier wordt de grens met klassenjustitie soms een uitdaging.

23
Q

hotspot policing

A

etnisch profileren,hotspot policing: Wanneer in achterstandswijken bijvoorbeeld meer politie rondrijdt dan in ‘goede’ wijken (hotspot policing) hebben jongeren uit achterstandswijken een grotere kans om opgepakt te worden. De kans op ongelijke behandeling is in de voorfase het grootst, menen onze respondenten. Daarbij speelt onder andere een rol dat professionals in de eerste fasen van de strafrechtketen (zoals de voorfase en de fase van opsporing en vervolging) relatief veel discretionaire ruimte hebben, waardoor bijvoorbeeld onbewuste vooroordelen en stereotypen van invloed kunnen zijn.

24
Q

Selectiviteit 2

A

waarbij er keuzes worden gemaakt over welke zaken wel of niet worden vervolgd en welke straffen worden opgelegd. De keuzes kunnen worden beinvloed door verschillende factoren zoals misdrijfkenmerken (ernstige misdrijven worden vaak prioriteit gegeven)