Colleges week 1 Flashcards
Wat is het belangrijkste kenmerk van het BW?
slide 6
Gelaagde structuur:
afdalen van algemene naar bijzondere regels
(afdalen van boek 3 BW naar één of meer van de volgende Boeken)
Voorbeeld: huurkoop roerende zaak (art. 7:84 lid 3 aanhef en onder b BW)
Wat betekend het begrip schakelbepaling?
slide 7
Een schakelbepaling zorgt ervoor dat het bereik van bepaalde wetsartikelen groter wordt; anders gezegd: bepaalde wetsartikelen die voor een specifieke situatie zijn geschreven, zijn via een schakelbepaling ook op andere situaties van toepassing
voorbeelden:
hoe wordt een vruchtgebruik (art. 3:201 BW) op een stuk grond gevestigd? (art. 3:98 i.v.m. art. 3:84 en 89 BW)
kan een overeenkomst van huwelijkse voorwaarden (art. 1:114 BW) op grond van dwaling worden vernietigd? (art. 6:216 i.v.m. art. 6:228 BW)
In welke twee categorieën kunnen handelingen opgesplitst worden?
(slide 43)
- feitelijke handelingen
(vb. onrechtmatige daad) - rechtshandelingen (handelingen met beoogd rechtsgevolg)
beoogd = belangrijk
In welke 2 categorieën en 4 daaraan subcategorieën kunnen rechtshandelingen (titel 3.2 BW) opgedeeld worden?
(slide 44)
- eenzijdig
- gericht (opzegging huur- of arbeidsovereenkomst)
- niet gericht
(uiterste wilsbeschikking) - Meerzijdig (overeenkomst)
- eenzijdig
eenzijdige overeenkomst -> om verwarring te voorkomen
(schenking)
- wederkerig (koop)
belang: eenzijdige overeenkomst kan bijv. niet worden ontbonden zie art. 3:32 lid 2 BW en 3:34 lid 2 BW, alsmede art. 6:261 en 6:265 BW
Hoe komt een rechtshandeling tot stand?
slide 45
Het uitgangspunt is wil en verklaring -> (art. 3:33 BW)
Hiernaast is vertrouwen ook van belang. (art. 3:35 BW)
Dubbele grondslag: combinatie van wil en vertrouwen (wils/vertrouwensleer)
Wanneer komt de rechtshandeling tot stand?
slide 45
Vooral voor de overeenkomst van belang
oplossing wetgever: genuanceerde ontvangsttheorie (art. 3:37 lid 3 BW)
Hoe komt een overeenkomst tot stand?
slide 46
door aanbod en de aanvaarding daarvan (art. 6:217-225)
-> gelaagde structuur dus ook 3:33 en 3:35 BW van belang zijn voor de totstandkoming
Wat is de de discrepantie tussen wil en verklaring en het gevolg daarvan?
6 voorbeelden
(slide 47)
Dit doet zich voor wanneer de wil en de verklaring niet overeenkomen. voorbeelden: 1. geestelijke stoornis (art. 3:34 BW) 2. vergissing 3. verspreking 4. verschrijving 5. misverstand 6. fout in telegram
art. 3:33 is dan niet van toepassing, de uiterlijke verklaring dekt de innerlijke wil namelijk niet.
gevolg: rechtshandeling komt niet tot stand, tenzij art. 3:35 BW van toepassing is. -> gerechtvaardigd vertrouwen
Wat is het gevolg van een geestelijke stoornis bij de totstandkoming van een rechtshandeling (art. 3:34 BW)?
(slide 48)
het gevolg is soms
vernietigbaarheid: het is vernietigbaar wanneer de wederpartij daar een beroep op doet.
Wanneer dit toegekend wordt heeft de rechtshandeling nooit bestaan (ex tunc).
en soms
nietigheid: de rechtshandeling is geacht nooit bestaan te hebben (ex tunc) -> zonder dit aan te kaarten bij de rechter
(hangt ervan af of het gaat om een meerzijdige of eenzijdige gerichte rechtshandeling dan wel om een eenzijdige niet-gerichte rechtshandeling)
art. 3:35 BW (gerechtvaardigd vertrouwen) blijft onverlet doorwerken wanneer hier een geslaagd beroep op wordt gedaan door wederpartij of geadresseerde.
Wat is en doet het gerechtvaardigd vertrouwen? (art. 3:35 BW) uitwerking van art. 3:11
(slide 49)
De acceptant van de overeenkomst kan een beroep doen op gerechtvaardigd vertrouwen wanneer de aanbieder iets anders wilde dan dat hij heeft verklaard.
Wanneer de acceptant gerechtvaardigd mocht vertrouwen dat de aanbieder verklaarde wat hij wilde, dan kan er zonder overeenstemming van aanbod en aanvaarding (bij de aanbieder) toch sprake zijn van een overeenkomst.
-> bijv. verkoop van goed door persoon onder de invloed van alcohol, die zich gewoon normaal gedroeg.
Dan treed het rechtsgevolg alsnog in.
Omdat art. 3:35 een beschermingsbepaling is, moet de wederpartij of geadresseerde een beroep op gerechtvaardigd vertrouwen doeneen beroep op art. 3:35 kan echter, ook al is aan alle vereisten van dit artikel voldaan, naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar zijn (art. 6:2 lid 2)
Gerechtvaardigd vertrouwen impliceert een onderzoeksplicht
Wat zijn de drie mogelijkheden van totstandkoming van een rechtshandeling?
(slide 50)
- wil en verklaring stemmen overeen; rechtshandeling komt tot stand (art. 3:33)
- wil en verklaring stemmen niet overeen; wederpartij of geadresseerde doet echter geslaagd beroep op gerechtvaardigd vertrouwen; rechtshandeling komt tot stand (art. 3:35)
- wil en verklaring stemmen niet overeen; wederpartij of geadresseerde heeft geen beroep op art. 3:35 (bijvoorbeeld omdat vertrouwen niet gerechtvaardigd is of onderzoeksplicht niet is nagekomen) of laat dit beroep achterwege; rechtshandeling komt niet tot stand; uitzondering: eenzijdige gerichte of meerzijdige rechtshandeling van geestelijk gestoorde komt wel tot stand, maar is vernietigbaar (art. 3:34 lid 2)
wat eenzijdige niet-gerichte rechtshandeling betreft: art. 3:35 is hierop niet van toepassing, alleen art. 3:33 is hierop van toepassing
Wat zijn de drie beginselen van het contractenrecht? (titel 6.5)
(slide 51)
- contractsvrijheid (behoudens art. 3:40, geen verplichte stof)
- verbindende kracht van de overeenkomst, ‘pacta sunt servanda’ (art. 6:248)
- consensualisme, vormvrijheid, enkele wilsovereenstemming is voldoende (art. 3:37 lid 1)
uitzonderingen:
a. formele overeenkomsten (art. 7:86 lid 1, 114 lid 1 en 653)
b. reële overeenkomsten (art. 7A:1777)
Wat zijn nulliteiten?
slide 53
Nulliteit: zonder waarde -> dus geen rechtsgevolg
onder te verdelen in:
1. nietigheid
(van rechtswege)
- vernietigbaarheid (waarop een beroep moet worden gedaan)
a. in rechte
b. buiten rechte
3 voorbeelden van nietigheid
slide 54
- rechtshandelingen die niet in de voorgeschreven vorm zijn verricht (art. 3:39) NB: punten 2 en 3 hierna slechts pro memorie, want art. 3:40 is geen verplichte stof
- rechtshandelingen die door inhoud of strekking in strijd zijn met de goede zeden of de openbare orde (art. 3:40 lid 1)
- rechtshandelingen die in strijd zijn met een dwingende wetsbepaling (art. 3:40 lid 2 aanhef)
uitzonderingen:
a. art. 3:40 lid 2 vanaf ‘doch’ (geen nietigheid, maar vernietigbaarheid)
b. art. 3:40 lid 3 (art. 3:40 lid 2 is in het geheel niet van toepassing, dus geen nietigheid of vernietigbaarheid)
Voorbeelden vernietigbaarheid
slide 55
- handelingsonbekwaamheid (art. 3:32 lid 2 eerste volzin)
- geestelijke stoornis (art. 3:34 lid 2 eerste volzin)
- wilsgebreken (wil en verklaring stemmen wel overeen, maar wil is op onzuivere wijze gevormd; art. 3:44 en 6:228)a. bedreiging (art. 3:44 lid 1 en 2)
b. bedrog (art. 3:44 lid 1 en 3)
c. misbruik van omstandigheden (art. 3:44 lid 1 en 4)
d. dwaling (art. 6:228)