Colleges Flashcards

1
Q

Aandacht

A

alertheid (spotlight) = observeren

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

concentratie

A

selectieve attentie (multitasken) = exploratie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

korte termijn geheugen

A

werkgeheugen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

lange termijn geheugen

A

declaratief vs niet-decleratief
semantisch vs episodisch

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

declaratie geheugen

A

feiten en gebeurtenissen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

niet-decleratief geheugen

A

gewoontes en skills (klassieke conditionering)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

semantisch geheugen

A

feiten en algemene kennis (interesses)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

episodisch geheugen

A

biografische kennis

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

intelligentie

A

skills zoals abstract redeneren, probleem oplossen denken, onderscheid verschillen en overeenkomsten

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

executieve functies

A

complexe hogere executieve functies die mentale flexibiliteit vereisen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

non-associatief leren

A

habituatie & sensitisatie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

associatief leren

A

zinloze informatie koppelen aan ‘belangrijkere’ informatie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

klassieke conditionering

A

verandering van een ‘originele’ reflex door de trigger hiervoor te associeren met een andere, ongerelateerde trigger

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

conditionering

A

klassiek en operant

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

operante conditionering

A

verandering van de kans van een bepaalde response door een associate te vormen tussen de response en een beloning of een straf.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

stress fases

A

alarm fase, weerstandsfase en uitputtingsfase

17
Q

alarmfase stress

A

afgifte epinefrine bijnieren

18
Q

weerstandsfase stress

A

sympathische reactie daalt

18
Q

MSO

A

symptomen in kaart brengen

19
Q

uitputtingsfase stress

A

afname reactie door uitputting van de systemen

20
Q

coping inschatten

A

via zorgen en behoeften

21
Q

verklaring zoeken

A

via biografische informatie

22
Q

primacy effect

A

je herinnert eerste woorden vaak goed doordat het geheugen ‘nog niet vol zit’

23
Q

recency effect

A

je herinnert laatste woorden vaak omdat het als laatste verteld is

24
Q

Ivan Pavlov

A

klassieke conditionering

25
Q

J.B. Watson

A

generalisatie

26
Q

generalisatie

A

neutrale stimulus combineren met niet-neutrale stimulus

27
Q

skinner

A

operante conditionering

28
Q

negatieve operante conditionering

A

iets weghalen (straf of beloning) om kans op gedrag toe te laten nemen of juist af

29
Q

positieve operante conditionering

A

iets toevoegen (straf of beloning) om kans op gedrag toe te laten nemen of juist af

30
Q

sociale leertheorie

A

e leert door observatie van je omgeving en het al dan niet imiteren van het gedrag.