College 3 ontwikkeling: Flashcards

1
Q

Wanneer stopt de ontwikkeling van het brein?

A

Niet in de kindertijd. Dit gaat het hele leven door!

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

In welke fasen ontwikkelt het brein zich?

A
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Wat houdt gastrelatie in?

A

De blastocyste (= embryo van 5 dagen) wordt naar binnen gedrukt, waardoor er drie lagen ontstaan. Dit heet gastrula.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Wat houdt het proces van invaginatie in?

A

Ectoderm: wordt later CZS.
Mesoderm: wordt later spieren, botten en verbindingsweefsel.
Endoderm: wordt spijsvertering en ademhalingsstelsel.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Waar ontmoeten de zaadcel en eicel (ovum) elkaar?

A

Ampulla -> smal gedeelte in de eileider.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Wat gebeurd er als de zaad- en eicel elkaar hebben gevonden?

A

De zaadcel moet proberen de eicel binnen te dringen door de lagen via een proces. De zaadcel is omringt met enzymen die helpen door deze wand van de eicel heen te komen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Acrosoom?

A

Bevindt zich in de kop van de zaadcel en bevat enzymen om door de wand van de eicel heen te dringen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Wat houd capacitation in?

A

Dit is het proces van het binnendringen van de eicel door de zaadcel.
Bij binnenkomst in het cytoplasma van de eicel laat de zaadcel zijn plasmamembraan achter.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Wat houdt ootid/Haploid in?

A

het haploïde resultaat van de oötidogenese, de onrijpe eicel (ovum) kort na de bevruchting, waarna de rijping volgt.
Een ootid heeft een haploïde aantal chromosomen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Wat is haploïde?

A

Een cel die van alle chromosomen slechts een enkel paar heeft, dus 23 chromosomen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Wat is Diploïde?

A

Dit is een cel die bestaat uit 23 paren chromosomen-> dus heeft 2 paren van ieder chromosoom.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Wat ontstaat er nadat zaadcel eicel is binnengedrongen?

A

De kernen versmelten met elkaar, waardoor er een zygote ontstaat (=bevrucht eicel).

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Hoeveel chromosomen heeft een zygote?

A

Een diploïde aantal chromosomen-> 46 chromosomen, ofwel 23 paren.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Wat is een Blastocyste?

A

Een hoopje cellen na 4-6 dagen. Twee weken na bevruchting is de blastocyste klaar om zich te nestelen in de wand van de baarmoeder.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Wat is blastomere?

A

Dit is een cel die wordt geproduceerd door celdeling van de zygote na de bevruchting.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Implantatie

A

wanneer de blastocyste zich besteld in wand baarmoeder. De blastocyste wordt dan een embryo genoemd.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
17
Q

Tot wanneer heet een embryo een embryo?

A

van week 2 tm 56 dagen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
18
Q

Wat wordt er ontwikkelt in de embryonale fase?

A

Hierin worden alle belangrijke organen aangelegd en ontwikkeld.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
19
Q

Wat is primitive steak?

A

Een band van cellen die de bilaterale (beide kanten) symmetrie definieert.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
20
Q

Tot wanneer heet een foetus een foetus?

A

van dag 56 tm geboorte.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
21
Q

Wat ontwikkelt zich in de foetale periode?

A

Er vindt groei plaats en differentiatie van de embryonische cellen. De ontwikkeling vindt plaats van binnen naar buiten.
Cel differentiatie is voltooid bij de geboorte.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
22
Q

Belangrijke gebeurtenissen tijdens foetale periode:

A

week 10: ontwikkeling tanden en nagels.
Week 17: Ontwikkeling REM-slaap
week 24:levensvatbaar en kan overleven buiten de baarmoeder.
Mnd 7-9: ontwikkeling en opendoen van ogen en bewegen lichaam.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
23
Q

Wat kan er misgaan tijdens de prenatale ontwikkeling?

A

Ectopische/buitenbaarmoedelijke zwangerschap-> de innesteling van de blastocyste vondt plaats in de eileider ipv baarmoeder.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
24
Q

Wat houdt neurolatie in?

A

De ontwikkeling van de neurale buis door sluiting boven het noctochord.
Het noctochord zorgt er voor dat neurale plaat in het ectoderm gevormd wordt en deze sluit vanzelf-> wordt neurale buis.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
25
Q

Wat is de volgorde van verandering tm zenuwstelsel?

A

Neurale plaat-Neurale groef- Neurale buis.

26
Q

Wat zijn semieten?

A

Dit is een dikke laag mesoderm cellen (spieren, botten en weefsel etc) die naast de neurale buis liggen. Deze vormen later de spieren.

27
Q

Wat zijn progenitor cellen?

A

deze liggen langs de semieten en zullen uitgroeien tot de ruggengraat.

28
Q

Wat is de neural crest?

A

Een groep ectodermale cellen (CZS) die zijn gevormd door de neurale plaat, die ontwikkelen zich tot spinale en autonome ganglia en bindweefsel rond het CZS.

29
Q

Wat vormt zich later aan de voorzijde van de neurale buis?

A

De hersenen

30
Q

Hoe heet de holte met vloeistof in de neurale buis?

A

Centrale kanaal van het ruggenmerg en de ventrikels van de hersenen met CBF

31
Q

Wat kan voorkomen als centrale buis zich niet goed afsluit?

A
  1. Spina fidia: open ruggetje. De zenuwen liggen dan buiten het CSN en ruggengraat. Kan voorkomen worden door foliumzuur te slikken.
  2. Anencepahly: deel van de hersenen ontbreekt.
32
Q

Waarom kan foliumzuur helpen bij complicaties an sluiten centrale buis?

A

Het kan helpen bij snelle celdifferentiatie (het bereiken van de bestemming van de cellen).

Vrouwen met lage foliumzuur hebben een verhoogd risico op krijgen van een baby met een neurale buisdefect.

Lage foliiumzuurgehalte kan ook resulteren in bloedarmoede en veranderingen in DNA/RNA.

33
Q

Wat houdt neurale proliferatie in?

A

Dit is de fase in de ontwikkeling van de hersenen waarin nieuwe cellen worden aangemaakt.
Sommige cellen blijven stamcellen, andere glijcellen of neuronen vormen.

34
Q

Als de voorste uiteinde van de neurale buis groter wordt, welke onderdelen van het brein zijn dan zichtbaar?

A
  1. Prosencephalon (Voorhersenen)
  2. Mesencephalon (middenhersenen)
  3. Rhombencepahlon (achterhersenen).
35
Q

Wat houdt migratie in?

A

Het migreren van neuronen m.b.v. radiale gangliacellen naar de plek van bestemming en ontwikkeling van de dendrieten.

36
Q

Wat is myelinisatie?

A

De ontwikkeling van myeline rondom de axonen. Dit vindt plaats na de ontwikkeling van de dendrieten.

37
Q

Waar begint de ontwikkeling van myelinisatie?

A

In de ruggengraat.

38
Q

Wat houdt aborisation/aborisatie in?

A

De enorme toename in het aantal dendrieten van de axonen. Dit stelt neuronen in staat om neurale inputboodschappen te ontvangen en te integreren.

39
Q

Wat houdt de volume dendrieten in bij abortisatie?

A

Het aantal dendrieten staat gelijk aan het volume en frequentie van binnenkomende signalen. Deze signalen zijn afhankelijk van ervaringen.

40
Q

Wat houdt synaptogenese in?

A

het ontwikkelen van synapsen in een enorme hoeveelheid, zodat neurotransmitters communicatie kunnen zenden en ontvangen.

41
Q

Wat is Nerve Growth Factor?

A

Een eiwit die synaptogenese bijstaat en zorgt dat alleen bepaalde neuronen overleven.

42
Q

Hoe heet de competitie tussen neuronen?

A

neuraal darwinisme. De succesvolle neuronen gaan zich verbinden en versterken.

43
Q

Apoptose?

A

Bij een teveel aan synapsen worden synapsen en verbindingen gesnoeid die overbodig zijn. Apoptose is geprogrammeerde celdood.

44
Q

Tot wanneer vindt apoptose plaats?

A

Dit gaat door tot in de puberteit. Op jonge leeftijd (vooral grijze stof in cortex) wordt er meer gesnoeid dan op latere leeftijd (tieners verlies frontale kwabben).

45
Q

Wat houdt de kritieke periode in?

A

De levensfase van organismen waarin neuronen van een bepaald gebied erg gevoelig is en plastisch. De gevoeligheid focust zich vooral op invloeden van buitenaf.

46
Q

Op welke 3 manieren kan de neurale netwerken worden veranderd?

A
  1. Axonale elaboratie
  2. Synaptische eliminatie
  3. Synaptische consolidatie.
47
Q

Wat is axonale elaboratie:

A

Als er absorptie van leren plaatsvindt, dan verhoogd dit dendritische innovatie (= weefsel voorzien van zenuwen).

48
Q

Wat is synaptische eliminatie?

A

Snoeien (pruning) van veel oorspronkelijke (embryonale) axonen die niet meer gebruikt worden.

49
Q

Wat is synaptische consolidatie?

A

Een mechanisme dat synapsen versterkt met celadhesiemoleculen (CAM’s) die zich vasthechten in synapsen die sterk zijn geworden.

50
Q

wat is barkers hypothese?

A

stelt dat hetgeen wat in de baarmoeder gebeurd, levenslang effect zal hebben

51
Q

Wat zijn teratogenen?

A

Invloeden van buitenaf die de ontwikkeling van de embryo / foetus tijdens de zwangerschap kunnen verstoren.

52
Q

Wat zijn voorbeelden van teratogenen?

A

1.Ernstige milieuvervuiling: kan hersenveranderingen veroorzaken die sterk lijken op afwijkingen die voorkomen bij Alzheimer.
2. Alcohol (foetaal alcohol syndroom): uit zich in zowel uiterlijke als cognitieve problemen.
3. Roken: grotere kans op ADHD en kleinere lichaamslengte.
4. Thalidomide: kalmerend middel tegen ochtendmisselijkheid dat aan zwangere vrouwen werd voorgeschreven; leiden tot vervorming/afwezigheid ledematen kinderen.

53
Q

Ontwikkeling brein kindertijd:

A

Brein ontwikkeld zich verder. Diencephalon (=tussenhersenen) is bij geboorte zo goed als ontwikkeld. Het telenchepahlon (bovenste gedeelte/cortex) en rhomencephalon (achterhersenen) ontwikkelen zich nog 3 jaar door.

54
Q

Ontwikkeling brein adolescentie:

A

*Grijze stof neemt af en witte stof neemt toe.
* activiteit in orbitofrontale cortex (frontale kwab) neemt af-> is gerelateerd aan organisatie en planning.
* toename activiteit in mesolibische gebieden (beloningssysteem)
*verhoogde activiteit in amygdala.
–> mogelijke verklaring impulsief gedrag tieners.

55
Q

Ontwikkeling brein volwassenheid:

A

De grijze stof blijft afnemen en witte stof neemt toe tot ongeveer 40/50 jaar. Hierna neemt de totale hoeveelheid hersenvolume af. DMV cognitieve reserve (het trainen van cognitief vermogen) door nieuwe dingen te leren kan vermindering op klachten van ouderdom teweegbrengen.

56
Q

Wat zijn 3 belangrijkste kenmerken van FAS?

A

Gezichtsafwijkingen, groeistoornissen en mentale stoornissen.

57
Q

Welke afwijkingen bij FAS in brein aanwezig?

A

MRI: verminderende activiteit in basale ganglia, het corpus collosum vertoont verschillende afwijkingen en het volume van het cerebellum is verminderd. Ook asymmetrie hippocampus, waarbij linker temporale kwab kleiner is dan rechter.

58
Q

Wat leidt tot herprogrammering? en onderdelen ervan:

A

Gen- en omgevingsinteractie leidt tot ontwikkeling van het organisme. A-typische gebeurtenissen kunnen leiden tot herprogrammering.
Gen-niveau: stukjes op gen worden door omgevingsinvloeden aan/uit gezet.
Celniveau: minder goed functioneren van bepaalde cellen.
Orgaanniveau: verandering in ratio celtypes
Systeemniveau: wanneer het immuunsysteem o.b.v. omgevingsinvloeden beter/slechter gaat werken.
DNA-methladatie: proces waarbij methylgroepen aan het DNA-molecuul worden toegevoegd en activiteit in DNA segment kan veranderen zonder aanpassing volgorde.
Genderexpressie: mogelijk erfelijke veranderingen zonder genetische modificaties in DNA zelf.

59
Q

Verschillen tussen moeders met maternal stress en niet:

A

-verminderende bewegingen, veranderingen slaapritme
-temperament: prikkelbaar, moeilijk temperament, actief
-Meer ADHD achtige symptomen
-Bij kind/adolescent: hogere zelfreportage angst/depressie
-de hypothalamus-hypofyse-bijnieras: meer aanmaak cortisol
- veradering in habituatie
-Verandering in reactie op stimuli

60
Q

Welke mechanismen spelen rol bij maternal stress?

A

*Cortisolniveau moeder en HPA-as-> beïnvloedt deze van het kind
*Neurotransmitters: hoge maternale cortisol kan celmigratie, neurale ontwikkeling en synaptogenese beïnvloeden.
*Epigenetische veranderingen: bepaalde genen worden aan/uit gezet, waardoor kindje bv minder snel habitueert.
* Genetische overdraagbaarheid: de genen van de moeder kunnen vatbaarheid overdragen op de baby.