college 3 Flashcards

1
Q

identiteit ghorashi

A

is een narratief over jezelf, dit wordt gevormd door een interactie met de omgeving en historische momenten (sociale context, heden en verleden)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

habitus ghorashi

A

gevormd door embodied history, het verdelend is een onderdeel van het eindproduct, practical consiousnees beteketn dat er acties zijn die we automatisch zonder nadenken uitvoeren. habitus is een amnier die inwerkr op de identiteit van mensen, je kiest niet je eigen identiteit

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

discursive space

A

discussies over migratie gerelateerd aan nationale identiteit en de manieren waarop dit stimuleerd of limiteerd op de positionereing van deze vrouwen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

nl vs us immigranten en identiteit

A

nl= dikke identiteit= homogeen, geen verschillen etc, lastig identiteit ontwikkeling want geen beweging tussen verlden en heden
us= dunne identiteit, heterogeen en hyphenated identities= twee identieit koppelen bv iraans-americaans, lidmaatschap via gedellede politieke idealen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

biculturalisme meca

A

persoenen met 1 heritage culture en minimaal 1 receiving cultuur, mensen kunnen een nieuwe cultuur ontvangen en tegelijk ook hun heritage cultuur ontvangen, door intergratie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

biculturele identiteitsintergratie BII meca

A

de mate waarin individuen het idee hebben dat hun heritage cultuur en receiving culture goed kunnen worden geintegreerd.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

transformatieve theorie van biculturalisme meca

A

karakteritstieken en ervaringen van biculturele personene komen niet alleen uit beide culturen maar ooo uit processen waarin ze onderhandelen tussen twee culturen, hierbij horen 3 processen
1. intergratie= twee culturele identiteiten tot 1 geheeld mengen, accepteren en minimaliseren van verschillen–> focus op overeenkomsten
2. hybrididseren= door combi 2 culturren wordn 3 cultuurstroom gemaakt, individu creert iets niews
3. cultural fram switching= bepaalde cognitieve systemen die word geactiveerd in bepaalde contextn hiertussen kan bewust en onbewust worden gewisseld in verschillende omstandigehden. 3b= alterneren bewust respons n.a.v situationele cues waarbij gewisseld word van refrentiekader

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

2 manieren om vershcillende culturele identiteiten aan te nemen meca

A

hybridiseren= combi tot unieke mix
alterneren= wisseln van culturele identiteit in vercshillende omstandigheden

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

rdst relational developmental systems theory meca

A

model voor ontwikkeling op meerder niveaus dus individu maar ook omgeving ook bidirectionele relaties
persoon in context= relatie tussen persoon en context is wederzijds
personen zelf hebben invloed op hun ontwikkeling door zelfregulatie, intentionele zelfregulatie is gericht op het behalen van persoonlijke doelen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

eriksons conceptualisatie van identitetisontwikkeling meca

A

de ontwikkeling van identiteit vind plaatse binnen individueen op het moement dat ze keuzes maken over doelen, rollen, overtuigingen etc, en binnen de culturele context van de persoon wanneer de gemeenschap de keuzes bevestigen en hierop reageren. identiteits ontwikkeling is bidirectioneel en relationeel.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

vormen vsn intentionele zelfregulatie meca

A

exploratie= het ontdekken wat het betekent om bij een culturele groep te horenbv deelnemen aan activiteiten of erover praten
alterneren= het activeren van relevante aspecten van de biculturele identieit als reactie op de omgeveing
intergratie= het minimnaliseren van conflicten tussen de culturele indentiteit en de omgeving
hybridiseren= het fuseren van twee of meer elementen van culturele identiteit

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

acculturatie sam en berry

A

Het culturele veranderingsproces dat ontstaat wanneer (individuen uit) 2 autonome en verschillende culturen in langdurig en direct contact met elkaar zijn. Een ontmoeting tussen twee verschillende culturen, waarna beide culturen een beetje
veranderen van hun oorspronkelijke patronen. Er is ook wederkerigheid in de invloeden van beide
culturen. Psychologische acculturatie verwijst naar het fenomeen op individueel niveau.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

adaptie sam en berry

A

individueel psychologisch welbevinden en hoe individuen dit sociaalcultureel managen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

wat veranderd bij acculturatie sam en berry

A

A. affectieve perspectieven (stress en coping)= acculturatieve stress wanneer individue niet aan veranderingen kan aanpassen met gedrag
B. gedragsmatige perspectieven (culture learning approach)= gedrag aanpassen nieuwe taal bv
C. cognitieve perspectieven= sociale identitetstheorie welke groep waar bijhoren in grotere samenleving
D. ontwikkelingsperspectieven= bij kinderen acculturatie als ontwikkeling van culturele identiteit, zelfbeeld en familirelaties

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

acculturatiestrategieen same en berry

A

mate van behouden eigen cultuur en mate van participatie in andere cultuur
assimilatie= aanpassen aan nieuwe cutuur
seperatie= behoud van eigen cultuur
intergratie= behoud eigen cultuur en interacteren met andere culturen
marginalisatie= weinig intresse in eigen cultuurbehoud en interactie met nieuwe cultuur

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

vormen van adaptie sam en berry

A

psychologische adaptie= tevredenheid en psychologisch welbevinden vb angst en depressie
sociaal culturele adaptie=het verwerven van vaardigheden om in een nieuw sociaal cultureel miliue te leven
immigrant paradox= mensen die immigreren laten betere adaptie zien dan nationale gelijken tweedegeneraties

17
Q

factoren die intergratie beinvloeden

A
  1. sociale, culturele en demografische kenmerken bij migranten
  2. immigratiebeleid en accomodatie van culturele verschllen
  3. opvoedingstrategieen door familie
  4. dominante perspectieven samenleving op migratie en immigratie
  5. identiteitsconstructies smnl dik of dun
18
Q

migratie en acculturatiestress

A
  1. angst om kennis te maken met nieuwe smnl
  2. moeite meedoen smnl
  3. kritiek ontvangende smlnl
  4. kritiek herkomstgemeenschap
  5. contrast waarden normen smnl
  6. ver acc strategeen vers gezisnleden
19
Q

achtergronden van migratie

A

vluchten, push/pull, livelyhood strategie, transnationalisme/globalisering

20
Q

achtrgonden migratieproces en opvoeding kasn of niet

A

vluchteb= + veerkracht en adpatie kinderen - trauma
push/pull= + werk en scholing, - minder stuen voor opvoeders
livelyhood strategie= + boost mogelijkheden achterblijvers - band kind en gezin
transnationalisme= + 3e cultuur kinderen en overal thuis - nergens cultuur en nergsn htuis