college 1 Flashcards

1
Q

ontstaan ecologische modellen

A

bronfenbrenner te veel aandacht aan gedrag van kinderen in te korten niet representatieve situaties, hij wou rel life situaties

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

ecologisch model

A

stelling 1= proximale processen= interacties met omgeving door dit te herhalen zorgt voor effect van ontwikkeling
stelling 2= effect van proximale processen verschillen per persoon

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

echologisch model bronfenbrenner

A

micro= kind directe omgeving, buren ouders, school
meso= relatie tussen omgevingfactoren va kind met elkaar en verbanden
exo= bv indirecte invloed die werk van ouders op ouders heeft en dus weer op kind
macro= nationaliteit, politiek, waarden en normen cultuur
chrono= tijd, veranderende omgeving historische context

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

genetische erfelijkheid bronfenbrenner

A

de manier waarop genotype word omgezet in fenotype kind komt door proximale processen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

kagitcibasi waarde kind voc= value of children

A

door economische ontwikkeling neemt waarde kind toe en ook kosten dus minder kinderen
1. economisch/utilistisch= kind materiele voordelen hebben, old age security dus zorgen voor ouders etc
2. psychologisch= gezelligheid en voldoening
3. sociale waarde= sociale acceptatie wanneer mensen kinderen krijgen en ook familie tradities die worden doorgegven, naam die word overgegven bij jongen dan

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

voc shifted

A

eerst vooral economsch/utitlistische waarde maar door socioeconomische ontwikkelingen voor old age security is dit omlaag gegaan en de psychologische waarde omhoog gegaan.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

model of family change, 3 gezinspatronen onderscheiden

A

family model of interdependence= minder ontwikkelde, platelandse gebieden, families zijn psychologisch en matereel meer afhankelijk van elkaar, meer collectivistisch= related self
2. family model of independence= meer westerese individualistische landen= seperate self
3. family model of psychological interdependence= stedelijke, ontwikkelde culturen waar er wel verbinding is, beetje van beide hierin is onderlinge afhankelijk op emotioneel gebied belangrijk en materiele onafhankelijk ook= autonome- related self

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

175 vs 2003 voc

A

economische redenen naar psychologische redenen
- voorkeur jongens naar meisjes
- minder verwwachtingen van hulp kinderen
- gewenste kwaliteiten= rekening houden ouders en goede persoon naar minst belangrijkst
- veel minder kinderen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

keller blikken op comptentie

A

technological intellegence= logisch na kunne denken over relaties in een probleem= formele operatationele fase piaget, dit is een manier om te kijken naar competentie. zelfontplooing en sociale bijdrage, competentie is bijdragen aan samenleving vooraal afrika.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

keller twee vormen competentie

A

indepent en interdepent, beide vormen bestaat de rol van familie en sociaal contact maar amnier erop verschilt. of psychologische interdepentie dus dat agency bij kinderen belnagrijk is maar psycholosch afhenkelijk.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

apprentice model of infancy keller

A

kindern en ouders relatie als expert en lerende, interdependent opvoeding= nadruk op familirealties en materiele en emotionele afahnkelijkheid, idelaen zijn harmonie, respect en hierarchie, interpersoonlijke nabijheid en wamrte om normen en waarden te accepteren

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

nso in kameroen duitsers middenklasse stedelijk in onderzoek keller

A

nso interdependent cultuur= borstvoeding als lichaamscontact, lichamelijke ontwikkeling, overnemen van taken als vorm van interdependence

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

apprentice model

A

nso belangrijk om de motorische pontwikkelin te stiumleren dus moder als expert en kinderen als leerking, cognitieve ontwikkeling gestimuleerd door objecten en praten

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

ontwikkelingperspectieven apprentice model of infancy

A

kinderen leren aandact geven aan hun verzorgers en leren sociale vaardigheden door contact ouders en brusjes

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

equality model of infancy keller

A

kind gezien als gelijkwaardige partner in sociale communicatie. independetn ontwikkeling= focus op emotioneel positieve communicatie, vel tijd alleen dooorbrengen zelfstandig, cognitieve ontwikkeling door child directed speecg, oogcontact, huidige tijdsgeest info opvoeding.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

equal communication

A

oogcontact, invloed uitoefenen en reactie, ouder pauzes in praten

17
Q

ontwikkelingsperspectief equality model

A

kinderen keren de wereld zelfstandig ontdekken, kinderen nemen zelf initiatief en leren door trial en error

18
Q

keller socialisation goals

A

parental etnotheories= geloven die een gemeenschap delen over opvoeding en opvoedingsdoelen

19
Q

pedagogische opvoedstijl

A

equality model
1. rust, regelmaat, vaste slaap en speel schemas
2. de behoefte bevrediging word gereguleerd
3. leren vooral op cognitief gebied
4. belang van wetenschappelijke kennis

20
Q

pediatrische opvoedstijl

A

apprentice model
1. voortdurend lichamelijk contact met moeder
2. behoefte kind altijd gevolgd
3. situationeel opvoeden

21
Q

super en harkness, developmental niche, ontwikkeling naar kind en cultuur

A

twee manieren om ontwikkeling te bekijken, natuurlijke stting of gecontroleerde setting

21
Q

cultuur psychologisch model whiting, antropologische blik op menseliojke ontwikkeling

A

de socialee historische ontwikkeling van de samenleving hebben vinloed op de manier van opvoeden en verzorgen wat samen leidt tot semi permanente effecten op mensen in de samenleving en deze effecten zich uiten zich in de cultuur projectieve expressie systemen en uiterlijk van de mensen= causaal model om invloeden van cultuur te onderzoeken

22
Q

the developmental niche model

A

kijkt naar de invloed van cultuur in het microsysteem van het kidn en naar de manier waarop ontwikkeling en verwerving van cultuur plaatsvinden.
3 subsystemen= 1. setting= fysiek en sociaal, interacties met omgeving en directe omgeving voor ontwikkeling. 2. gewoontes, verzorging en opvoeidng= fysieke aspecten van setting zoals eten met goede voedingstoffen van belang voor opgroeien kind, verzorging van kinderen aangepast door leefomgveing en gewoontes i cultuur gedragingen
3. psychologie van ouder= opvoedingsdoelen, opvoedingsstrategieen en effect op opvoeding langetermijn

23
Q

3 implicaties niche model

A
  1. de niche als systeem
  2. susbsystem van niche en externe systemen= open systeem verandering door bv klimaat en omgeving
  3. wederzijdse aanpassing= wanneer mensen in een veranderde omgeving zijn, veranderen de mensen door de omgeving en de omgeveing door de mensen.
24
Q

niche betekenis

A

kleine ruimte in een groter geheel

25
Q

doel developmental niche

A

om psychologie (ontwikkelingsfases en groei) te combineren met antropologie (het leren van cultuurspecifieke patronen van gedrag en denken). kind en cultuur zijn interacterende systemen.