college 3 Flashcards

1
Q

gedecentraliseerde eenheidsstaat kenmerken

A
  1. nadruk op centrale overheid
  2. decentrale bestuurslagen (decentralisatie)
  3. Bestuursorganen binnen die lagen hebben Eigen Bevoegdheden die worden uitgeoefend Binnen Specifieke Grenzen
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

macht van decentralisatie op 2 manieren verspreiden

A

territoriale: grondgebied en functionele: doel

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

2 vormen van territoriale decentralisatie

A

autonomie en medebewind

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

medebewind

A

medebewind is een vorm van samenwerking tussen verschillende niveaus van de overheid om effectief beleid te ontwikkelen en uit te voeren

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

autonomie

A

Autonomie betekent dat bepaalde gebieden of regio’s binnen een land een zekere mate van zelfbestuur hebben. Ze kunnen hun eigen beslissingen nemen over lokale zaken zoals onderwijs, gezondheidszorg en economische ontwikkeling, binnen de grenzen van de wetten van het land.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

staten-generaal bestaat uit…

A

eerste en tweede kamer, zij zijn het volksvertegenwoordiging

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

kiesstelsel

A

evenredige vertegenwoordiging met eerste kamer (indirect) en tweede kamer (direct)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

het kabinet

A

bestaat uit ministers, onder hen staan staatssecretarissen. Naast dit zijn er ook ministers met en zonder portefeuille

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

hoe komt Nederland aan een nieuw kabinet?

A

campagne voeren, stemmen leidt tot nieuwe tweede kamer en kabinetsformatie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

minister-president

A
  1. voorzitter ministerraad
  2. vaak politieke leider van grootste regeringspartij
  3. volgens het Nederlands constitutioneel recht is de minister-president geen regeringsleider. Hij heeft geen leidinggevende bevoegdheden jegens ministers. Verdeling van bevoegdheden en verantwoordelijkheden over de individuele ministers = eerste onder gelijken
  4. benoemt ook deels zichzelf
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

parlementair stelsel

A

-regering heeft vertrouwen nodig van het parlement
- ministeriële verantwoordelijkheid
- inlichtingsplicht
- dualisme

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

manieren om vertrouwen op te zeggen

A

motie van wantrouwen, motie van afkeuring en motie van treurnis

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

vertrouwensregel

A
  • onderdeel van werking parlementaire stelsel
  • ongeschreven staatsrechtelijke rechtsregel
  • vertrouwen wordt verondersteld, totdat tegendeel blijkt
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

ministeriële verantwoordelijkheid

A

voor handelen van de koning, voor eigen handelen, voor handelen van ambtenaren en afgeleide verantwoordelijkheid voor andere lede van koninklijk huis

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

verhouding kabinet/regering en staten-generaal

A

dualisme
praktijk –> overleg en afstemming tussen ministers/staatsecretarissen en coalitiepartijen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly