College 1 Straling en röntgentoestel Flashcards

1
Q

In wat voor een vorm komt er energie vrij nadat er vanuit een lagere schil een elektron is overgedragen aan een meer naar binnen gelegen schil?

A

In de vorm van een foton.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Wat is de eenheid van buisspanning?

A

Kilovoltage = kV

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Wat gebeurt er als het kilo voltage wordt verhoogd?

A

Dan neem de intensiteit toe.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Wat is secundaire straling?

A

(Strooistraling): Dit komt niet uit het RX toestel. Dit is nieuw gevormde straling in materiaal (object of pt).

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Wanneer is er relatief weinig strooistraling?

A

Bij een lage mAs en hoog kV.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Wat is van invloed op de beeldkwaliteit?

A

De focusgrootte.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Waarom wil je een klein focus?

A

Dan heb je minder geometrische onscherpte die kan ontstaan.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Op welke twee manieren kan onscherpte ontstaan?

A

Doordat de pt of object beweegt en door geometrische scherpte (groot focus).

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Hoe kan je geometrische onscherpte beïnvloeden?

A

Door object - film afstand te veranderen. (Niet door langere of kortere tubus).

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Wat gebeurt er als je object-film afstand vergroot?

A

Dan is er een grotere geometrische onscherpte.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Wat gebeurt er als je object-film afstand verkleint?

A

Dan is er een kleinere geometrische onscherpte.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Wat is de formule van geometrische onscherpte?

A

Geometrische onscherpte (Og) = focusgrootte (f) X (object-film afstand (b) / focus-object afstand (a))

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Wat is de anode?

A

Focus: plek waar straling ontstaat.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Wat is de kathode?

A

Gloeidraad: hier worden de elektronen vrij gemaakt.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Welke twee soorten straling ontstaat er?

A

Röntgenstraling en lekstraling.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Wat is röntgenstraling?

A

Het deel straling dat wij daadwerkelijk gebruiken.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
17
Q

Wat is lekstraling?

A

Komt uit het RX toestel. Dit gaat andere kant van het toestel op en mogelijk dus via de behuizing naar buiten. Dit is ongewenste straling.

18
Q

Van welke materiaal is de anode gemaakt meestal?

A

Wolfraam: dit is redelijk efficiënt in het vormen van straling, heeft een hoog smeltpunt.

19
Q

Hoeveel wordt omgezet in warmte en hoeveel in straling?

A

Warmte: 98% - Straling: 2%

20
Q

Wat is het focus?

A

Dof plekje in het midden van de anode. Dit is de plek waar straling ontstaat.

21
Q

Hoe kleiner het focus …

A

hoe beter dat is voor de beeldkwaliteit (kleinere geometrische onscherpte).

22
Q

Wat is karakteristieke straling?

A

Deze straling ontstaat doordat er een elektron vanuit de kathode een plekje van een ander elektron in het atoom (wolfraam) overneemt, hierbij schiet er een elektron en karakteristiek foton weg.

23
Q

Wat is remstraling?

A

Deze straling ontstaat doordat deze door het magnetische veld van een wolfraam atoom wordt afgebogen. Hierbij komt energie vrij.

24
Q

Hoeveel van welke straling wordt gebruikt om uiteindelijk een RX te maken?

A

Remstraling: 90% - Karakteristieke straling: 10%

25
Q

Wat is de intensiteit?

A

De hoeveelheid straling

26
Q

Waarom is er bij een stijgende intensiteit meer straling?

A

Doordat er meer effectieve botsingen zijn (harder botsen/meer energie overdragen/meer botsingen/efficiënter energie overdragen, dus er worden efficiënter fotonen geproduceerd.

27
Q

Wat gebeurt er met de belichtingstijd als er een hoger kilovoltage is?

A

Deze kan afnemen.

28
Q

Wat is netspanning?

A

Wisselspanning: alleen met positieve pieken kan het worden omgezet in buisspanning.

29
Q

Wat is gelijkspanning?

A

Dit is wat je wilt hebben want nu kan er continue straling worden geproduceerd.

30
Q

Wat is de eenheid van buisstroom?

A

Milliampèrage = mA

31
Q

Wat is buisstroom?

A

Het aantal elektronen wat overvliegt in de buis van de kathode naar de anode.

32
Q

Wat gebeurt er als het mA wordt verdubbeld?

A

Dan zal ook de intensiteit (output) verdubbelen. Dus er worden meer elektronen gemaakt in de kathode.

33
Q

Wat is de mAs waarde?

A

De output van het toestel, dus hoeveel elektronen vliegen er over (elektronendosis) –> buisstroom (mA) X belichtingstijd

34
Q

Wat zorgt voor meer zwarting op een film?

A

Als er meer straling op een film terecht komt, dus het wordt niet tegengehouden door bijv een amalgaamvulling.

35
Q

Waarvoor dient het filter?

A

Dit is om de bundel te filteren om de lage energetische fotonen weg te vangen voordat deze het toestel verlaten. Hierdoor is er dus een afname van de intensiteit (dosis pt is lager), dit moet gecompenseerd worden door een iets hogere buisstroom.

36
Q

Waarvoor dient het diafragma?

A

Alleen door de opening kan de straling het toestel verlaten.

37
Q

Waarom wil je laag energetische fotonen wegvangen?

A

Deze wil je niet bij de pt hebben omdat ze niet bijdragen aan de beeldvorming maar wel een risico vormen voor de pt.

38
Q

Wat is primaire straling?

A

Dit is straling uit het RX toetstel, bedoeld voor beeldvorming.

39
Q

Wanneer is er relatief meer strooistraling?

A

Bij een hoge mAs en lager kV.

40
Q

Wat heb je minder nodig bij een toestel met een hoger kV?

A

Een relatief lagere mAs (output).

41
Q

Wat gebeurt er bij een toestel met een lager kV?

A

Dan is de straling minder doordringend en om dan voldoende fotonen op de film te krijgen heb je een hogere mAs (output) nodig. Hierdoor heb je dus meer fotonen in de pt en dus meer strooistraling productie.