College 1 Flashcards

1
Q

Respondent Conditioning (Pavlov)

A

Een US word een CS en de UR wordt de CR.
Voorbeeld: een hond gaat kwijlen (CR) bij het horen van een belletje (CS).

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Little Albert experiment (Watson)

A

Kind wordt blootgesteld aan dingen waar kinderen bang voor kunnen zijn. Iedere keer als kind naar de rat toe wil klinkt er een hard geluid. Kind is nu bang voor alle dieren (generalisatie).

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Generalisatie

A

Wanneer een stimulus gecreeërd wordt bij dingen die erop lijken.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Wat was een mijlpaal in Watson zijn experimenten?

A

Klassieke conditionering blijkt ook bij mensen van toepassing.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Respondent extinction

A

-Bij herhaaldelijke stimulus zonder beloning zal de response afnemen.
-Geleidelijk blootstellen aan angst.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Flooding

A

Mensen van hun angst af helpen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Counterconditioning

A

Kind is bang voor CS maar vind US fijn. Als deze bij elkaar gezet worden zal de associatie bij CS positiever worden.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Tabula raza

A

Mensen komen blank de wereld in.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Operant conditioneren

A

Een stimulus lokt onbewust iets bij ons uit. Dit gedrag is te veranderen door positieve/negatieve reinfocement of door positieve/negatieve straf.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Positieve reinforcement

A

-Er wordt iets toegevoegd.
-Pestkop heeft meelopers.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Negatieve reinforcement

A

-Gedrag waardoor agressieve stimulus stopt.
-Bij hoofdpijn een paracetamol nemen > hoofdpijn verdwijnt. Volgende keer eerder een paracetamol nemen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Skinner

A

Geloofde in reinforcement en niet in straffen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Operant extinction

A

Als de positieve reinforcement niet meer volgt zal gedrag afnemen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Resistant to extinction

A

Als af en toe nog wel de positieve reinforcement volgt, zal gedrag minder snel afnemen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Variabel reinforcement

A

Gokken

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Accedental reinforcement

A

Bijgeloof, een geluks handdoek.

17
Q

Wat leren we van operant conditioneren?

A

-Hoe leer ik gewenst gedrag aan?
-Hoe kom ik van ongewenst gedrag af?
-Hoe houd ik gedrag in stand?
-Hoe is probleemgedrag tot stand gekomen?

18
Q

Bobo doll experiment (Bandura)

A

-Model is agressief tegen pop, kinderen doen dit na.
-Vygotsky stelde imitatie vast, Bandura legde dit vast en breidde dit uit.

19
Q

Deviancy training

A

-Kinderen leren elkaar na doen.
-Kinderen beïnvloeden elkaar negatief en positief.
-Operante conditionering leren kinderen elkaar aan door social reinforcement.
-In de pauze valt dit weg.

20
Q

Superhero therapy

A

Als kinderen iets naars hebben meegemaakt relateren we dat aan een superheld die hetzelfde heeft meegemaakt.