Cognitieve psychologie Flashcards
Centralisme
de binnenkant van het organisme moet onderzocht worden om gedrag adequaat te kunnen begrijpen.
Piaget
bestudeerde cognitieve ontwikkeling bij kinderen.
Sociaalconstructivisme
het sociale aspect van mensen wordt in deze theorie benadrukt. Kennis wordt opgevat als sociaal kenmerk.
Cognitieve schema’s
schema’s in ons brein die zich ontwikkelen gedurende de jaren. Het is een innerlijke weergave van een object of situatie en kan algemeen of specifiek zijn.
Semantisch geheugen
opslag van algemene kennis zoals talenkennis en kennis van rekenen.
Episodisch geheugen
de opslag van autobiografische kennis. Is meer aan tijd en plaats gebonden.
Expliciete geheugenprocessen
verlopen bewust. Het gaat om kennis waarvan we weten dat we deze verwerkt hebben.
Impliciete geheugenprocessen
we kunnen informatie opslaan zonder dat we dit weten.
Sensorisch geheugen
iets wat we zien slaan we kort op. Na het sensorisch geheugen vind de selectie van de beelden plaats.
Attributie
de manier waarop iemand de waargenomen werkelijkheid oorzakelijk verklaard. Kan intern (het ligt aan mij) en extern (het ligt aan de ander).
Assimilatie
nieuwe informatie wordt geïntegreerd in cognitieve schema’s die iemand al bezit.
Accommodatie
het maken van een nieuw cognitief schema.