classificatie van de parodontale aandoeningen Flashcards

1
Q

uitlokkende factoren

A

welke conditie dat bijdraagt aan de plaque accumulatie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

modificerende factoren

A

welke factor van het individu die bijdraagt aan de subgingvale plaque

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

ongerepte parodontale gezondheid

A

het volledig uitblijven van ontsteking op een parodontium dat geen aanhechtingsverlies heeft

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

klinische parodontale gezondheid

A

het uitblijven of een minimale parodontale ontsteking hebben. nadat men wel al eens parodontitis of gingivitis heeft gehad en dus aanhechtingsverlies heeft gekend

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

gingivitis

A

een niet-specifieke ontstekingsreactie als gevolg van plaque accumulatie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

stabiele parodontitis

A

staat waarin het parodontium verkeerd wanneer het succesvol behandeld is. hierdoor is een verminderde BOP, verbeteringen in het pdl en aanhechtingswinst

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

gecontroleerde/verminderde parodontale aandoening

A

bij patiënten waarbij het niet mogelijk is om de modificerende of uitlokkende factoren volledig onder controle te krijgen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

vanaf welke percentage is gingivitis lokaal of gegeneraliseerd?

A

lokaal –> <30%

gegeneraliseerd –> >30%

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

ernst van gingivits van matig, mild en ernstig

A

matig –> verandering in kleur, niet in structuur
matig –> roodheid, glanzen , oedeem, zwelling
ernstig –> roodheid, oedeem, spontaan bloeden

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

parodontitis 3 kenmerken

A
  • bloedende pockets vanaf 3 mm bij 2 of meer elementen
  • mogelijk botverlies op RX
  • chronisch multifactoriële ontstekingsreactie geassocieerd met bacteriële dysbiose en gekarakteriseerd door progressieve destructie van tandsteunende weefsels
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

welke anatomische en microscopische communicatie banen zijn er tussen parodontium en endodontium(4)

A
  • foramen apicale
  • laterale kanalen
  • furcatie kanalen
  • open dentine tubuli
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

differentiële diagnoses van chronische necrose (4)

A
  • te snelle orthodontische verplaatsing
  • parodontaal abces
  • laesie in furcatiezone bij meerwortelig element
  • laterale periradiculaire laesie tgv communicatie kanalen tussen endo en parodontium
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

2 mogelijke routes voor pus

A
  1. ) intra ligamentair –> via pdl naar pocket bij diepe pocketmeting
  2. ) extra ligamentair –> via botperforatie apikaal, tussen bot en mucosa
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

hoe juiste diagnose stellen bij paro-endo problematiek(4)

A
  • pijnklacht
  • sensibiliteitstest
  • pocketmeting
  • apicale radiografie
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

wat word niet als parodontitis gezien?(4)

A
  • systeemziekten die de steunende weefsels aantasten
  • parodontaal abces en endodontisch veroorzaakte parodontale laesies
  • mucogingivale afwijkingen
  • prothetisch gerelateerde factoren
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

parodontale gezondheid

A

een gezond parodontium is vrij van ontstekingen, het individu kan normaal functioneren zonder fysieke of mentale hinder die te wijten is aan vroegere of aan huidige ziekte

17
Q

gingivale hypertrofie, wanneer lokaal en wanneer gegeneraliseerd?

A

lokaal ; 1 tand

gegeneraliseerd; hele mond

18
Q

ernst van gingivale hypertrofie; mild, matig, ernstig

A

mild —> zwelling papil
matig –> zwelling papil en marginale gingiva
ernstig –> zwelling papil + marginale gingiva + aangehechte gingva

19
Q

3 kenmerken gingivitis

A
  • afwezigheid van pockets >3 mm
  • geen botverlies op RX
  • gingivitis is omkeerbaar naar een gezonde situatie
20
Q

waarom hanteren we 4 mm bij pocketdiepte? (3)

A
  • 100% behandelde sites met pockets <3 mm is klinisch moeilijk of niet bereikbaar
  • om te vermijden dat pockets >3mm zonder BOP overtreatment zouden krijgen
  • het klinisch beeld na parobehandeling mag niet gelijkgesteld worden met het klinisch beeld bij aanvang van de parobehandeling
21
Q

3 oorzaken van parodontaal abces

A
  • als gevolg van terminale parodontitis leidend tot retrogade pulpitis
  • na tand/wortelfactuur
  • na SRP; pocket sluit zich af door minder pathologische flora, maar achtergebleven tandsteen zit opgesloten wat kan leiden tot subgingivale abcessen
22
Q

waar is een goede prognose van afhankelijk?(3)

A
  • hoeveelheid intact pdl
  • type botafbraak
  • aantal steunende botwanden
23
Q

gezond peri-implantaat weefsels karakteristieken(3)

A
  • geen BOP
  • geen zwelling
  • geen etter
24
Q

hoe peri-implantaat weefsels klinisch diagnosticeren(3)

A
  • visuele inspectie
  • digitale palpatie
  • drukken voor BOP
25
Q

geef de nieuwe terminologie voor deze begrippen

  • gingivaal biotype
  • excessieve occlusale krachten
  • biologische ruimte
A
  • gingivaal biotype = gingivaal fenotype
  • excessieve occlusale krachten = traumatische occlusale krachten
  • biologische ruimte = supracrestaal aangehechte weefsels