Citaten Flashcards

1
Q

De mens is de maat van alle dingen, van de zijnden, dat zij zijn, van de niet-zijnden, dat zij niet zijn’

A

Sofisten:
Plato

De wetten zijn niet afkomstig van de natuur maar van de mensen zelf
Natuurfilosofen leiden morele opvattingen af uit de orde van de natuur.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Noch de goden, noch de natuur, maar wel de mens is immers de maat van alle dingen

A

Sofisten:
Protagoras

De wetten zijn niet afkomstig van de natuur maar van de mensen zelf
Natuurfilosofen leiden morele opvattingen af uit de orde van de natuur.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

woordverdraaier, retorisch spiegelvechter, die het niet te doen is om waarheid en recht, maar die enkel uit is op het overtuigen en overtroeven van de tegenstander met alle middelen en kunstgrepen van de dialectiek en de retoriek”

A

over de sofisten
(E.Metzke, )

Redeneren is een spel, een kunst, winnen met alle mogelijke redeneermiddelen, kunstgrepen, redeneertrucs( = sofismen)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

“Degenen die hun wijsheid verkopen voor geld aan elke belangstellende, noemen we Sofisten, zoals we anderen mannelijke prostituees (pórnoi) noemen; maar al wie degene waarvan hij weet dat hij de geschikte natuur heeft, tot zijn vriend maakt door hem al het goede te leren dat hij bezit, daarvan menen we dat hij doet wat een gentleman-burger behoort te doen”

A

Xenophoon, Memorabilia sc. aan Sokrates, I.6.13
Niet de wil tot waarheid maar de wil tot macht is de drijfveer van het argumenteren

Het verwijt aan de sofisten is dat zij geld vragen voor hun onderwijs

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

“De gesprekken die hij voerde gingen dadelijk over menselijke aangelegenheden.
Hij onderzocht wat vroom, wat goddeloos, wat schoon, wat schandelijk, wat rechtvaardig, wat onrechtvaardig is, waarin bezonnenheid en vermetelheid, dapperheid en lafheid bestaat, hoe een staat en een staatsman, een regering en een regent moet zijn,
en andere zaken die volgens zijn overtuiging ieder die ze weet tot een goed en edel mens maken”

A

(uit Xenophon naar Durant)
hij= Socrates

Praktische hoofdvraag: Hoe word ik een deugdzaam mens? –> leidt tot een reflectie over de deugden
Goede leven= gewijd aan het denken van de waarheid van de deugden

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Hij was een man van het woord en heeft zelf bijna niets geschreven

A

(via Aristophanes, Xenophoon, Plato, Aristoteles)

hij=Socrates

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

‘De wijze zal bijgevolg de enige zijn die zichzelf kent, en die in staat zal zijn uit te vorsen wat hij weet of niet weet; ook bij de anderen zal hij evenzeer bij machte zijn na te gaan wat zij weten en wat zij, inderdaad wetend, menen te weten, doch ook wat zij menen te weten ofschoon ze het feitelijk niet weten’

A

(Plato, Charmides 167a)
morele kennis van het goede is begrensd (Sokrates)
‘ken jezelf’
Het begaan van vergissingen in het praktische leven is te wijten aan de beperkingen van morele kennis.
De vergissing wijst op onwetendheid
Moreel falen is louter en alleen het gevolg van beperkte morele kennis, niet het gevolg van morele zwakte of van kwaadwilligheid

Wie het goede kent, zal het goede ook doen
Ondeugd is een gebrek aan inzicht
(= intellectualistische visie op moraal)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Onze uiteenzetting zal voldoen, indien zij zoveel klaarheid gebracht heeft als met betrekking tot de onderhavige stof mogelijk is. Men mag immers in alle verhandelingen niet eenzelfde exactheid eisen, evenmin als men dit op het gebied van het handwerk doet….Want het getuigt van een goede vorming, op ieder gebied zoveel nauwkeurigheid te zoeken als de aard van de zaak toelaat; want het is klaarblijkelijk even dwaas van een mathematicus waarschijnlijkheidsargumenten te aanvaarden als van een redenaar strikte bewijzen te eisen’

A

Iedere discipline heeft een methode die aangepast is aan object. Je kan niet meer precisie en strengheid eisen dan de discipline toelaat. Ethiek is geen wiskunde of natuurkunde. Methode van iedere discipline is anders en heeft andere maatstaven.
Ethiek:
In de ethiek gaat het erom argumenten uit te werken die een basis, een fundament hebben in de gemeenschappelijk opinie, op de sensus communis
*Dit vereist een publiek dat reeds een vorming heeft
praktisch beoordelingsvermogen, niet in wisk.
richt zich naar de ervaring en zijn beperkingen
(wiskunde streeft naar ideale)

Ethiek heeft een andere methode dan vb. wiskunde
(Ethica N, 1094b 22-25).

Aristoteles

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

‘Niet zonder reden schijnen de mensen zich van het goede en het geluk een idee te vormen vanuit hun eigen levenswijze. De grote menigte en het ruwere volk stellen het in het zinnelijk genot. Er zijn voornamelijk drie levensvormen die overheersen: de zo juist genoemde, de staatsburgerlijke en als derde de beschouwende levensvorm. De grote massa blijkt volkomen slaafs te zijn, daar zij een leven verkiezen, dat ook de beesten leiden,.. . De meer beschaafden en die meer actief zijn aangelegd, zien het geluk in de eer, want dit is wel het doel van het staatsburgerlijke leven. Maar dit doel blijkt te oppervlakkig voor hetgeen wij zoeken. Want eer schijnt meer af te hangen van hen die eer bewijzen dan van degene die geëerd worden, terwijl het goede naar we vernemen toch iets eigens is van de persoon zelf en hem niet gemakkelijk ontneembaar… . De derde levensvorm is de beschouwende; hieraan zullen we later een beschouwing wijden’

A

Vertrekpunt van zijn ethiek Aristoteles: Alle mensen streven naar geluk= eudaimonia
= het hoogste goed, goede op zich

Maar hoe definieer ‘geluk’?
Iedereen gebruikt de term maar verstaat iets anders onder het goede en het geluk (genot of plezier; eer of reputatie, rijkdom, kennis, beschouwing, …)
Dus het heeft geen zin te kijken naar de inhoud van wat geluk is maar we moeten zoeken naar de objectieve voorwaarden van geluk

(= Uiteindelijk is eudaimonia = redelijk denken én deugdzaam of voortreffelijk handelen én het hebben van een geslaagd leven: zie infra)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Zolang geen evenwicht is bereikt, verblijft men in het slechte. Er zijn geen verschillende goede keuzen mogelijk, geen graden van goed en slecht. Het juiste midden is geen kwantitatief gemiddelde. Het juiste midden kan dus niet berekend worden:
…’ maar deze aandoeningen (vrezen, begeren, moed betonen, kwaad zijn, medelijden hebben…) ondergaan wanneer en waar het passend is, ten opzichte van de juiste personen, om een goede reden en op de juiste wijze, dat is het midden en het beste, dat juist eigen is aan de deugd’.

A

Aristoteles:
De deugdzame keuze houdt steeds het midden tussen twee extremen of ondeugden
Voortreffelijke keuze houdt steeds de juiste maat;
Extremen zijn te weinig gevoel of teveel actie.
vb. Dapperheid houdt het midden tussen lafheid en roekeloosheid

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

‘Hij heeft minachting voor eerbetoon van gewone mensen. Hij is nochtans genereus tegenover hen. Wanneer hij schulden heeft, betaalt hij terug. Hij spreekt vrij uit zonder vrees want hij heeft wat te zeggen, terwijl hij weinig interessants te verwachten heeft van de meningen van anderen. De grootmoedige man veronderstelt het bestaan van een maatschappij van ongelijken. In die maatschappij is de grootmoedige persoon autonoom en zelfgenoegzaam. Hij houdt van mooie en nutteloze dingen, hij loopt traag, heeft een diepe stem en een overwogen manier van zich te uiten. Hij denkt niet aan grootse dingen. De grootmoedige heeft nooit berouw over zijn daden. ‘

A

Aristoteles: Grootmoedigheid, rechtvaardigheid, vriendschap

-De grootmoedige man is veeleisend en verdient ook veel te krijgen. Hij heeft alle andere deugden.
Geïnspireerd op de Griekse aristocraat en burger
-De algemene rechtvaardigheid is het naleven van de wetten van de polis.

-Een bijzondere rechtvaardigheid is
1. corrigerende rechtvaardigheid: vereffening (vb. contract niet nakomen, rechter doet uitspraak, vrijwillig) en retributie (teruggave, bij diefstal en aanranding, straf)
(dus over alle zaken die niet over een maatschappij kunnen verdeeld worden maar door personen onderling)

  1. de verdelende of distributieve rechtvaardigheid.
    Zij streeft naar evenredigheid en proportionaliteit op basis van merites ; alles wat men kan verdelen over de leden van een politieke gemeenschap
    (b. Belastingen opleggen ifv draagkracht)

-Vriendschap is het sociale cement van de samenleving, bij uitstek een soort bewondering van de autonome burgers voor elkaar

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

‘Wie inziet en toegeeft dat hij niet weet is een wijzere man dan die denkt dat hij weet maar eigenlijk niet weet’

A

Sokrates:
Hij had een hekel aan schijnkennis. Hij beschouwde niet-weten als een beter standpunt. Ware kennis van de moraal is mogelijk (cognitivistisch standpunt)
Het morele weten is wel begrensd

Zelfonderzoek leidt naar zelfkennis: ‘ken jezelf’
b. Zelfkennis wordt getoetst aan de opvattingen van anderen: dialoog

Sokratische dialoog kenmerkt zich door dialectiek:
Stelt vragen-> tegenspraken->verlegenheid ->geprikkeld na te denken over de waarheid

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

‘‘Waaraan echter de dingen hun ontstaan te danken hebben, daarin vinden zij ook hun ondergang, overeenkomstig hun verschuldigd-zijn”.

A

. Anaximender (6de e.v.C.): verband tussen rechtvaardigheid en het ontstaan en vergaan van de dingen: de wetten van de natuur bepalen niet alleen de natuurkundige wetmatigheden maar ook de morele richtlijnen van ons handelen
maw
natuurfilosofen leiden morele opvattingen af uit de orde van de natuur

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

‘Onder het principe van nut wordt verstaan het principe dat elke handeling goed- of afkeurt, in overeenstemming met de tendens dat ze (de handeling) het geluk van een instantie waarvan het belang ter discussie staat schijnt te hebben vermeerderd of verminderd…’

A

Bentham wil het morele taalgebruik systematiseren en zuiveren. De termen ‘goed’ en ‘slecht’ moeten vervangen worden door het nutsprincipe of -beginsel (the Principle of Utility)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

‘Het is nutteloos om over het belang van de gemeenschap te spreken, als men niet goed op de hoogte is wat het belang van het individu is. Iets bevordert het belang of is in het belang van een individu, als het zich erop richt om bij te dragen aan het totaal van zijn genoegens, of, wat op hetzelfde neerkomt, om het totaal van zijn pijn te verminderen’

A

handelingen worden beoordeeld in functie van de gevolgen die zij hebben voor de instanties waarop zij betrekking hebben:

1.De gemeenschap = som van de individuele leden (soort fictief lichaam)

Het belang van de gemeenschap=de som van de belangen van haar afzonderlijke leden
Het utiliteitsprincipe is een formele maatstaf om overheidsmaatregelen te beoordelen
  1. Individu
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

“In looking over the catalogue of human actions (says a partizan of this
principle) in order to determine which of them are to be marked with the seal of
disapprobation, you need but take counsel of your own feelings: whatever you find in
yourself a propensity to condemn, is wrong for that very reason. For the same reason
it is also meet for punishment: in what proportion it is adverse to utility, or whether it
be adverse to utility at all, is a matter that makes no difference”

A

Bentham
Alle principes die verschillen van het genotsprincipe zijn onjuist:
Ze zijn tegengesteld aan het genotsprincipe door er altijd mee in strijd te zijn vb. ascetisme. Het ascetisme is in strijd met de menselijke natuur die steeds pijn of genot ondervindt
b. Door af en toe in strijd te zijn met het genotsprincipe vb. sympathie: ‘om te beoordelen
of een handeling afgekeurd moet worden, dient men slechts zijn eigen gevoelens na te gaan’

17
Q

‘De rekenmachine van Bentham. Moraal is een kwestie van calculeren, stelde Jeremy Bentham, de grondlegger van het utilitarisme. Streef een zo groot mogelijk geluk voor zoveel mogelijk mensen na. Ter lering en vermaak van anderen liet hij zich na zijn dood opzetten’

A

meta-ethische bedenkingen:
Kan men de gevolgen van handelingen met zekerheid voorspellen?

(Fearn, 2001,p. 31)

18
Q

De berekeningen van de utilitarist zijn natuurlijk vaak een slag in de lucht, omdat er geen objectieve methode is om goed en kwaad te kwantificeren. Hoeveel leed is bijvoorbeeld een inbraak waard, gemeten naar andere kwaden? De helft van het verlies van een vinger? Honderd insectenbeten? Hoe kunnen we iemands plezier en leed vergelijken met dat van iemand anders? Dit brengt ons op een volgend bezwaar: volgens de utilitaristische methode is niets heilig. Het utilitarisme staat geen absolute waarden toe. Niets wordt uitgesloten en alles kan naar de omstandigheden worden toegelaten.’

A

meta-ethische bedenkingen:
Wat is de inhoud van ‘nut’ of ‘geluk’ en hoe kan je deze meten?
Fearn (2001,p. 34):

19
Q

Terwijl wezens met lagere bekwaamheid tot genot tevreden kunnen zijn zonder besef te hebben van het onvolmaakte ervan, zullen de mensen met zin voor hogere genoegens een besef hebben van het onvolmaakte van hun geluk. Mensen die streven naar hogere genoegens zullen dus ook gevoeliger zijn voor lijden

A

Mill dicht de afkeer voor het lagere toe aan een zin voor waardigheid die alle menselijke wezens in één of andere vorm hebben.
*mensen hebben hogere vermogens dan dieren: de intelligentie, de morele gevoelens (deugd, altruïsme, sociale gevoelens) en de verbeelding

20
Q

Het verschil in kwaliteit van twee genoegens wordt bepaald door de voorkeur van allen die de genoegens kennen uit ervaring, en op basis daarvan de genoegens kunnen beoordelen

A

(Mill, 1988, p. 8)
Hoe de kwaliteit van de genoegens bepalen? Subjectief?

de mensen die voldoende vertrouwd zijn met de levenswijze gebaseerd op de hogere vermogens:
*voorrang aan de genoegens die voortvloeien uit deze levenwijze
zich niet willen verlagen tot de genoegens van de lagere dieren, de gek, de domoor of de schurk

21
Q

Een fijngevoelig en gewetensvol mens zal egoïsme en laagheid verwerpen, ook al weet hij dat de gek, de domoor en de schurk meer tevreden zijn met hun lot dan hijzelf

A

(Mill, 1988, p. 9).
mensen hebben hogere vermogens dan dieren: de intelligentie, de morele gevoelens (deugd, altruïsme, sociale gevoelens) en de verbeelding

22
Q

Alle wenselijke dingen geven ofwel genot, of zijn middelen tot het bevorderen van genot en tot het vermijden van pijn

A

Mill:
Eerste beginsel van de moraal= nut= grootste geluk
Op dit beginsel kan het bouwwerk van de moraal en het recht worden opgetrokken

handelingen die de tendens hebben het geluk te bevorderen, zijn juist;
de handelingen die het tegendeel van geluk bewerken, zijn vals

‘geluk’ = genot en de afwezigheid van pijn 
‘ongeluk’ = pijn en het ontbreken van genot
23
Q

Het utilitarisme verwacht van de actor een onpartijdig oordeel als welwillend spectator

A

Mill:
niet het geluk van de actor staat centraal, maar het geluk van alle betrokkenen

Het belang en geluk van de individuele mens moet wijken voor het geluk, het belang van de groep, of van de mensheid indien zo de totale som van het geluk dit vereist (zelfopoffering)

Doel is een maximalisering van het geluk en iedereen is hiervoor verantwoordelijk

24
Q

Om schade aan anderen te voorkómen grijpt de samenleving gerechtvaardigd in op het gedrag van het individu

A

Mill:
‘On Liberty’: Over de sociale, burgerlijke vrijheid, over de aard en grenzen van de machtsuitoefening van de maatschappij over het individu

principe van non-interventie:
Mag wel discussiëren, overtuigen, smeken, protesteren, maar niet dwingen
individu absoluut onafhankelijk, soeverein over zijn lichaam en geest

de samenleving intervenieert alleen gerechtvaardigd in de vrijheid van haar leden om zichzelf te beschermen.
Het enige doel van juiste machtsuitoefening over een lid van de samenleving tegen zijn wil in is het voorkómen van schade aan anderen

25
Q

Het is onvoldoende dat wij plichten vervullen om morele waarden te verwezenlijken: wij kunnen in overeenstemming met de plicht handelen om ons profijt te halen, of omdat wij bang zijn voor de politie, of om compensaties te krijgen. De handelaar die correct omgaat met zijn cliënten om goede zaken te doen, is daarom nog geen moreel wezen.

A

Kant:
de nadruk op de persoon zelf, op diens intenties, en niet op de gevolgen van de handeling (ook de daden van een egoïst kunnen goede gevolgen hebben) + traditionele deugdenleer: kunnen gebruikt worden om feitelijk zowel het goede als het kwade te doen

wel:
welke idee van moraliteit kan onvoorwaardelijk goed worden genoemd?
=De moraliteit als een kwaliteit van de goede wil
De goede wil handelt ‘nicht aus Neigung sondern aus Pflicht: Een morele handeling mag door geen andere motieven worden bepaald dan door het plichtsmotief.
-Enkel de eerbied voor de morele wet is voldoende voorwaarde van de moraliteit