circuit rouge 8 Flashcards
1
Q
het karakter
A
le caractère
2
Q
het uiterlijk/ de looks
A
l’apparence
3
Q
hip
A
branché(e)
4
Q
interessant
A
interessant
5
Q
bedrukt
A
imprimé(e)
6
Q
vallen voor
A
craquer pour
7
Q
grapjes maken
A
plaisanter
8
Q
dromen over
A
rêver de
9
Q
een goede smaak hebben
A
avoir bon gôut
10
Q
lijken / eruit zien(+bn)
A
avoir l’air(+adj.)
11
Q
dat is maar(uiterlijke)schijn
A
ce n’est que l’apparance
12
Q
ik mis hem
A
il me manque
13
Q
het lijkt me dat
A
il me semble que
14
Q
actief
A
actif, active
15
Q
agressief
A
agressif, agessive
16
Q
rustig
A
calme
17
Q
grappig
A
drôle, marrant
18
Q
beleefd
A
poli(e)
19
Q
onbeleefd
A
impoli(e)
20
Q
vestandig
A
intelligent(e)