Circuit Rouge 2 - les loisirs Flashcards
1
Q
Knutselen
A
Bricoler
2
Q
Zonnen
A
Bronzer
3
Q
Verzamelen
A
Collectioner
4
Q
Dansen
A
Danser
5
Q
Tekenen
A
Dessiner
6
Q
Luisteren (naar)
A
Écouter
7
Q
Schrijven
A
Écrire
8
Q
Spelen (+ sport, spel)
Spelen (+ muziekinstrument)
A
Jouer à (+sport)
Jouer de (+ instrument)
9
Q
Organiseren
A
Organiser
10
Q
Deelnemen aan
A
Participer à
11
Q
Weggaan, vertrekken
A
Partir
12
Q
Doorbrengen
A
Passer
13
Q
Beoefenen (+sport)
A
Pratiquer (+sport)
14
Q
Schilderen
A
Peindre
15
Q
Picknicken
A
Pique-niquer