Chapter 9; ADHD Flashcards

1
Q

Self-regulation/Self-control

A

De controle over je eigen emoties, cognities en gedragingen. Zowel automatische als gecontroleerde processen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Dual-influence framework

A

Het idee dat self-regulation bestaat uit een deel met impulsieve acties die zorgen voor directe beloning en een deel dat gaat om bewuste nastreving van doelen op de lange termijn

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Effortful-control

A

Pogingen van baby’s om hun eigen stimuli en responsen te reguleren

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Executive function (EF)

A

Cognitieve processen die gericht zijn op doelgericht gedrag en worden aangestuurd door de prefrontale cortex. O.a. werkgeheugen, internalisatie van spraak en zelfregulatie van emoties

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Inhibition

A

Uitstel, conflicten of beëindigen van een in gang gezette respons

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Shifting

A

Controle van het bewustzijn en/of bewuste veranderingen in mentale staten, sets van regels of taken

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Weke EF taken zijn lastig voor kinderen met ADHD?

A

Plannen, beslissingen maken en problemen oplossen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Welke 4 kwaliteiten voor EF voorspellen succes bij kinderen met ADHD?

A

Creativiteit, flexibiliteit, zelfcontrole en discipline

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Wat is het Two-factor model?

A

Een model wat op 2 vlakken het functioneren moeilijk maakt met ADHD:
- gebrek aan aandacht
- hyperactiviteit/impulsiviteit

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

DSM criteria voor ADHD

A
  • onoplettendheid
  • hyperactiviteit/impulsiviteit
  • symptomen aanwezig voor 12 jaar
  • symptomen aanwezig in meerdere settingen
  • symptomen belemmeren de sociale en academische ontwikkeling
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Op welke 3 gebieden zijn er de meeste sociale tekorten bij ADHD?

A
  • communicatie
  • slechte emotieregulatie
  • cognitieve biases
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Comorbiditeit ADHD

A
  • ODD/CD
  • stemmingsstoornissen
  • angststoornissen
  • leerstoornissen
  • ticstoornissen
  • drugsgebruik
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Welke 3 probleemgebieden zijn er bij vroege ADHD?

A
  1. Ontwikkelingsachterstanden
  2. Problemen op school
  3. Sociale problemen
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Etiologie ADHD

A

Erfelijkheid (polygenetic)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Wat wordt bedoeld met Sluggish cognitive tempo?

A

Slaperigheid, dagdromen, langzaam denken. Geassocieerd met grote mate van angst, depressie, teruggetrokken gedrag en academische en sociale problemen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Wanneer worden kinderen over het algemeen getest op ADHD?

A

Tussen de 5-8 jaar

17
Q

Noem voorbeelden van Multicoponent treatments

A

Medicatie, CGT, sociale vaardigheidstraining en training voor ouders zin het meest effectief

18
Q

Noem een voorbeeld van Central nervous system stimulants

A

Ritalin

19
Q

Wat zijn voorbeelden van Psychosociale interventies?

A

Bahavioral parents training, CGT, peer interventions en sociale vaardigheidstrainingen

20
Q

Wat wordt bedoeld met Behavior contingency management?

A

Een interventie op school waarbij gebruik gemaakt wordt van gedragstechnieken zoals beloningskaarten, puntensysteem en time-outs om gedrag te verbeteren

21
Q
A