Chapter 8; Maltreatment and Trauma- and Stressor-Related Disorders Flashcards

1
Q

Stress

A

Fysieke en psychische reactie op eisen die de copingmechanismen overstijgen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Coping

A

Cognitieve, emotionele en gedragsmatige regulatie van reacties om stress onder controle te houden

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Stress-respons system

A

Beïnvloedt door genen en zit in het brein. Hippocampus, amygdala en prefrontale kwabben

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Allostasis

A

Het proces van het actief onderhouden van fysieke en psychische stabiliteit als reactie op stressoren van buitenaf, door stresshormonen uit te zenden

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Allostatic load

A

Fysieke en psychische slijtage, veroorzaakt door constante allostatic prosesses. Bv wanneer stress niet weggaat, ophoudt of niet goed gereguleerd is

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Methylatie

A

Verklaart de link tussen het ervaren van extreme stress in de vroege kinderjaren en slechtere fysieke en mentale uitkomsten in het latere leven

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Noem de 3 typen van stress respons

A
  1. Positive stress responses
  2. Tolerable stress responses
  3. Toxic stress responses
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Wat wordt bedoeld met Positive stress responses?

A

Korte, milde, responsen, vaak met steun van een ouder (bv spanning voor een eerste schooldag)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Wat wordt bedoeld met Tolerable stress responses?

A

Atypische stressoren die een extremere en langdurige reactie triggeren (ziektes, natuurrampen, scheiding ouders)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Wat wordt bedoeld met Toxic stress responses?

A

Sterke, frequente of uitgestelde activatie van het stress respons systeem, zonder dat er een steunende volwassene of buffer is

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Wat wordt bedoeld met opposition?

A

Anderen de schuld geven, projecteren, agressie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Wat wordt bedoeld met delegation?

A

Foute hulp zoeken, klagen, zeuren, zelfmedelijden

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Wat wordt bedoeld met submission?

A

Overdenken, rigide doorzetten, indringende gedachten

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Wat wordt bedoeld met disengagement strategie?

A

Vermijding en ontkenning

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Wat wordt bedoeld met engagement strategie?

A

Problemen oplossen, steun zoeken, positief denken

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Wat wordt bedoeld met respons-focused regulation?

A

Coping als reactie op een bedreigende situatie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
17
Q

Wat wordt bedoeld met antecedent regulation?

A

Coping bij het anticiperen van een bedreigende situatie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
18
Q

Wat wordt bedoeld met controlled processes?

A

Bewust ergens anders op focussen. Afleiding zoeken bij bedreiging

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
19
Q

Maltreatment

A

Fysieke mishandeling, seksuele mishandeling, psychische mishandeling en verwaarlozing

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
20
Q

Wanneer zijn kinderen het meest kwetsbaar voor mishandeling?

A

De eerste 5 jaar

21
Q

Wat is de meest voorkomende vorm van kindermishandeling?

A

Verwaarlozing

22
Q

Welke problemen laten mishandelde kinderen vaak zien?

A

Problemen met de emotieverwerking, communicatie en emotieregulatie. Vaak zijn er ook problemen met schoolprestaties en peers.

23
Q

Poly-victimazation

A

De ervaring van kinderen die op meerdere vlakken slachtoffer zijn. Bv mishandeling door ouders, pesten door peers en blootstelling aan geweld in de omgeving

24
Q

Noem de 4 trajecten voor poly-victimazation

A
  1. Living in a dangerous community
  2. Living in a dangerous family
  3. Having a chaotic, multiproblem family-environment
  4. Having emotional problems that increase risky behaviors and compromise adaptation (heeft met temperament te maken)
25
Q

Welke stoornissen lopen mishandelende kinderen een groter risico op?

A

Stemmingsstoornissen, angststoornissen, CD, middelengebruik en persoonlijkheidsstoornissen

26
Q

Noem de 3 patronen bij seksueel misbruik

A
  1. Seksueel misbruik door biologische vader (begint vroeg, houdt vaak lang aan)
  2. Seksueel misbruik door stiefvader (begint vaak later, duurt kort en minder frequent)
  3. Seksueel misbruik door meerdere daders (vaak kort maar met extreem geweld)
27
Q

Wat zijn voorbeelden van negatieve uitkomsten bij misbruik?

A
  • Atypische fysieke ontwikkeling (vroege puberteit obesitas)
  • Psychologische problemen
  • Risicovol seksueel gedrag
  • Aanhoudend misbruik
  • Later huiselijk geweld
  • Moeilijke hechtingsrelatie met eigen kinderen
28
Q

Beschermingsfactoren die veerkracht of herstel bevorderen na mishandeling

A
  • Genetische factoren
  • Bovengemiddelde intelligentie
  • Positieve emotionaliteit
  • Betere zelfregulatie
  • Veilige hechting
  • Vriendschappen
29
Q

Socioculturele risicofactoren

A
  • Armoede
  • Culturen die lichamelijke straffen en geweld accepteren
30
Q

Risicofactoren in de familie

A
  • Conflicten of geweld tussen ouders
  • Chaotische en onstabiele thuissituaties
  • Sociale isolatie
31
Q

Acute stress disorder

A

Een stoornis met de ontwikkeling van meerdere psychische symptomen, volgend op een traumatische gebeurtenis

32
Q

Posttraumatic Stress Disorder (PTSD)

A

Een stoornis gekenmerkt door ernstige en constante patronen van angst en vermijding na een traumatische gebeurtenis. Symptomen duren vaak langer dan een maand

33
Q

Developmental Trauma Disorder

A

Stoornis gekenmerkt door blootstelling en aanpassing aan chronische trauma, waarbij blootstelling vaak gebeurt in de context van de opvoedingsomgeving van het kind

34
Q

Noem de symptomen van Developmental Trauma Disorder

A
  • Exposure (woede, verraad,.. Ontwikkeling wordt beïnvloedt door trauma)
  • Dysregulation (ontwikkelingsproblemen)
  • Negative attributions and expectations (negatieve gedachten)
  • Functional impairments (problemen op alle gebieden; vriendschappen, school, relaties etc..)
35
Q

Noem voorbeelden van psychische problemen bij PTSD

A
  • Geheugen
  • Probleemoplossing
  • Emotieregulatie
  • Gedragsproblemen
  • Slaapproblemen
36
Q

Inoculation effects

A

Vroege blootstelling aan stress zorgt ervoor dat kinderen copingsmechanismen kunnen ontwikkelen en oefenen, wat een beschermend effect kan bieden

37
Q

Sensitization effects

A

Vroege blootstelling an stress leidt tot fysieke en psychologische veranderingen die risico’s vergroten

38
Q

Posttraumatic growth

A

Positieve veranderingen na een trauma

39
Q

Shotgun effect

A

Trauma dat zo extreem is dat het angstsymptomen oplevert voor alle gezinsleden (bv brand, natuurramp)

40
Q

Lack of protective shield effect

A

Ouders die geen goede steun, veiligheid en comfort kunnen bieden die nodig is voor herstel

41
Q

Toxic family effect

A

Reacties van ouders op stress verergeren de reacties van het kind

42
Q

Amplification-effects model

A

Het idee dat er grotere risico’s zijn wanneer er slechte copingstrategieën zijn en sterkere beschermende effecten wanneer er goede copingstrategieën zijn

43
Q

Differential effects model

A

Socialisering van coping heeft verschillende, maar even belangrijke risico-effecten voor psychopathologie bij zowel hoge als milde stress

44
Q

Attachment and Biobehavioral Catch-up programme (ABC)

A

Korte interventie die zich richt op 3 aspecten voor ouders:
- Goede zorg bieden wanneer kinderen stress ervaren
- Er voor kinderen zijn wanneer ze geen stress ervaren
- Het niet uiten van angstgevend gedrag

45
Q

Child-parent psychotherapy (CPP)

A

Relationele behandeling die zich richt op het vermijden van mishandeling door huisbezoeken

46
Q

Multilevel intervention

A

Richt zich zowel op het kind als de familie en heeft meerdere strategieën

47
Q

Strategieën multilevel intervention

A
  • Risk-focused strategies (verminderen of voorkomen van risico’s)
  • Protection-focused strategies (beschermende factoren bieden om risico’s tegen te gaan)
  • Process-focused strategies (promoten van de ontwikkeling van het welzijn, zelfregulatie en relaties
48
Q

Centrale onderdelen van PTSD behandeling

A
  • Veiligheidsgevoel van het kind herstellen
  • Verwerken van emoties
  • Het kind helpen de impact van het trauma te begrijpen
  • Ouders ondersteunen
49
Q

5 principes van massatrauma

A
  • Promoten van een gevoel van veiligheid
  • Promoten van kalmte
  • Promoten van self-efficacy en collectieve efficacy
  • Promoten van verbondenheid
  • Promoten van hoop