Chapter 8 Flashcards
1
Q
de makelaar
A
real estate agent
2
Q
de woonruimte
A
accommodation / somewhere to live
3
Q
de stad
A
city / town
4
Q
mezelf
A
myself
5
Q
de vriend
A
(boy)friend
6
Q
samenwonen
A
live together
7
Q
bepaald
A
certain
8
Q
de woning
A
house
9
Q
de tuin
A
garden
10
Q
de bovenwoning
A
upstairs flat
11
Q
het appartement
A
apartment
12
Q
mogelijkheden
A
possibilities / options
13
Q
zie (zien)
A
see
14
Q
het formulier
A
form
15
Q
maximale (maximaal)
A
maximum
16
Q
de huurprijs
A
rent
17
Q
huren
A
rent
18
Q
laten zien
A
show
19
Q
de computer
A
computer
20
Q
derde
A
third
21
Q
de verdieping
A
floor / storey
22
Q
oude (oud)
A
old
23
Q
de buurt
A
neighbourhood
24
Q
ver
A
far
25
Q
het centrum
A
city centre
26
Q
dicht bij
A
close to
27
Q
het park
A
park