Chapter 4 Flashcards
Jeugdzorg in vroege eeuwen
16e eeuw - weeshuizen
19e eeuw - opvoedingsgestichten, jeugdinrichtingen
20e eeuw - Gedifferentieerd netwerk
Organisatie weeshuizen
Particulier weldoener, kerk of stads bestuurd
College van regenten
Tuchthuizen
Burger kinderen die kwaad gezelschap zijn geraakt beter leven op te voeden
Sociale interventie
Ingrijpen in sociale levensverhouding die als verwerpelijk worden beschouwd
Wanneer kinderwetten aangenomen
1901, gingen pas werken in 1905
Kinderwetten
Burgerlijke kinderwet
Kinderbeginselenwet
Strafrechtelijke kinderwet
1e belangrijke wet was
Burgerlijke kinderwet
Wijziging civiel recht
Ouders uit ouderlijke macht zetten
Wanneer was er sprake van ontzetting
Als ouders onwil hebben om kind op te voeden
Wanneer was er sprake van ontheffing
Als ouders hun kinderen niet de baas konden worden. Er is sprake van onmacht
Wat regelt de strafrechtelijke kinderwet
Aparte strafbepaling voor kinderen (straffen en maatregelen)
Kinderbeginselenwet
Subsidie particuliere instellingen
Soorten hulpverlening
Residentiele hulpverlening
Semi residentiele hulpverlening of dagbehandeling
Ambulante hulpverlening
Wet op de jeugdhulpverlening 1988
Jongeren geëmancipeerd
Respect en wederzijds begrip
Kritiek op internaten zorgde voor aarzeling
Wet op de jeugdzorg 2005
Intensiever te laten samen werken. Positie van de jeugdige werd versterkt.
Jeugdzorg wettelijke basis
Trippel p staat voor
Positive parenting programme