Chapter 2: Technology, population and growth Flashcards

1
Q

Flow (stroom)

A

A quantity measured per unit of time, such as annual income or hourly wage.

Een hoeveelheid gemeten per tijdseenheid, zoals jaarinkomen of uurloon.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Equilibrium (evenwicht)

A

A model outcome that is self-perpetuating. In this case, something of interest does not change unless an outside or external force is introduced that alters the model’s description of the situation.

Een modeluitkomst die zichzelf in stand houdt. In dit geval verandert er niets interessants tenzij een externe of externe kracht wordt geïntroduceerd die de beschrijving van het model van de situatie verandert.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Subsistence level (bestaansniveau)

A

The level of living standards (measured by consumption or income) such that the population will not grow or decline.

Het niveau van levensstandaard (gemeten naar consumptie of inkomen) zodat de bevolking niet groeit of daalt.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Ceteris paribus

A

Economists often simplify analysis by setting aside things that are thought to be of less importance to the question of interest. The literal meaning of the expression is ‘other things equal’. In an economic model it means an analysis ‘holds other things constant’.

Economen vereenvoudigen de analyse vaak door dingen opzij te zetten waarvan men denkt dat ze minder belangrijk zijn voor de kwestie van interesse. De letterlijke betekenis van de uitdrukking is ‘andere dingen gelijk’. In een economisch model betekent dit een analyse ‘houdt andere dingen constant’.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Incentive (aansporing)

A

Economic reward or punishment, which influences the benefits and costs of alternative courses of action.

Economische beloning of straf, die de baten en kosten van alternatieve handelwijzen beïnvloedt.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Relative price

A

The price of one good or service compared to another (usually expressed as a ratio).

De prijs van een goed of dienst in vergelijking met een ander (meestal uitgedrukt als een verhouding).

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

economic rent (economische huur)

A

A payment or other benefit received above and beyond what the individual would have received in his or her next best alternative (or reservation option). See also: reservation option.

Een ontvangen betaling of ander voordeel dat verder gaat dan wat de persoon zou hebben ontvangen in zijn of haar volgende beste alternatief (of reserveringsoptie). Zie ook: reserveringsoptie.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Reservation option (reservering optie)

A

A person’s next best alternative among all options in a particular transaction. Also known as: fallback option. See also: reservation price.

Het op één na beste alternatief voor alle opties in een bepaalde transactie. Ook bekend als: fallback-optie. Zie ook: reserveringsprijs.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Dominated (gedomineerd)

A

We describe an outcome in this way if more of something that is positively valued can be attained without less of anything else that is positively valued. In short: an outcome is dominated if there is a win-win alternative.

We beschrijven een uitkomst op deze manier als meer van iets dat positief wordt gewaardeerd kan worden bereikt zonder minder van iets anders dat positief wordt gewaardeerd. Kortom: een uitkomst wordt gedomineerd als er een win-win alternatief is.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Isocost line (isocost lijn)

A

A line that represents all combinations that cost a given total amount.

Een regel die alle combinaties voorstelt die een bepaald totaalbedrag kosten.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Entrepreneur (ondernemer)

A

A person who creates or is an early adopter of new technologies, organizational forms, and other opportunities.

Een persoon die nieuwe technologieën, organisatievormen en andere kansen creëert of al vroeg toepast.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Creative destruction (creatieve destructie)

A

Joseph Schumpeter’s name for the process by which old technologies and the firms that do not adapt are swept away by the new, because they cannot compete in the market. In his view, the failure of unprofitable firms is creative because it releases labour and capital goods for use in new combinations.

De naam van Joseph Schumpeter voor het proces waarbij oude technologieën en de bedrijven die zich niet aanpassen worden weggevaagd door de nieuwe, omdat ze niet kunnen concurreren op de markt. Volgens hem is het falen van onrendabele bedrijven creatief omdat het arbeid en kapitaalgoederen vrijgeeft voor gebruik in nieuwe combinaties.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Evolutionary economics

A

An approach that studies the process of economic change, including technological innovation, the diffusion of new social norms, and the development of novel institutions.

Een benadering die het proces van economische verandering bestudeert, inclusief technologische innovatie, de verspreiding van nieuwe sociale normen en de ontwikkeling van nieuwe instellingen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Factors of production

A

The labour, machinery and equipment (usually referred to as capital), land, and other inputs to a production process.

De arbeid, machines en uitrusting (meestal kapitaal genoemd), land en andere inputs voor een productieproces.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Average product (gem. product)

A

Total output divided by a particular input, for example per worker (divided by the number of workers) or per worker per hour (total output divided by the total number of hours of labour put in).

Totale output gedeeld door een bepaalde input, bijvoorbeeld per werknemer (gedeeld door het aantal werknemers) of per werknemer per uur (totale output gedeeld door het totale aantal uren arbeid).

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Diminishing average product of labour (afnemend gemiddeld arbeidsproduct)

A

A situation in which, as more labour is used in a given production process, the average product of labour typically falls.

Een situatie waarin, naarmate meer arbeid wordt gebruikt in een bepaald productieproces, het gemiddelde arbeidsproduct daalt.