chapitre 1 voca b Flashcards
1
Q
De reis
A
le voyage
2
Q
het land
A
le pays
3
Q
familie
A
la famille
4
Q
de zus
A
la soeur
5
Q
het uitstapje, de uitgang
A
la sortie
6
Q
in het begin, eerst
A
au debut
7
Q
daarna
A
ensuite
8
Q
arm (weinig geld)
A
pauvre
9
Q
ver
A
loin
10
Q
het weerbericht
A
le meteo
11
Q
ik geloof
A
je crois
12
Q
ik neem, ik pak
A
je prends
13
Q
ik ben bang
A
j’ai peur
14
Q
blijven
A
rester
15
Q
aankomen
A
arriver