Ch 9 Flashcards
1
Q
Bepalen
A
Time:
Appoint
Determine
Specify
Verb:
Determine
2
Q
Vaardigheid
A
Skill
3
Q
Bespreken
A
discuss
zitplaats [verb]
reserve
book
toegangsbewijs [verb]
reserve
order in advance
probleem [verb] discuss talk about talk over reason about argue
debatteren [verb]
argue
debate
4
Q
Balie
Aan de balie
A
Desk
At the counter
5
Q
Duidelijk
A
Adjective: Clear(ly) Unmistakable Evident Straightforward
6
Q
Afdeling
Eg; afdeling voorlichting
A
Department
Eg; dept. of information
7
Q
Doorverbinden
Eg; momentje ik verbind u door
A
Connect
One moment I’ll connect you
8
Q
Doorgeven
Eg; Kunt u een boodschap doorgeven?
A
Pass on
Eg; can you pass on a message?
9
Q
Doorgaat
Eg; wilt u doorgeven dat onze afspraak morgen niet doorgaat
A
Continue