Ch 20 - Tissues, Stem Cells and Cancer Flashcards

1
Q

Stevigheid in weefsels - Plantencelwand -
Primaire celwand

A

Plantencelwand is opgebouwd uit cellulose microfibrillen, die geordend in de celwand liggen.

Primaire celwand:
- De fibrillen zijn met elkaar verbonden door suikers (glycan cross-linking) en liggen georganiseerd door de cel.
- De microtubuli onder het plasmamembraan spelen een belangrijke rol bij de orientatie van de microfibrillen
- In de primaire celwand zitten ook pectine vezels –> zijn verbonden met het plasmamembraan en de lamella die erboven liggen
- Celwand is niet rigide en kan bewegen, maar geeft wel stevigheid
- De plantencel houdt stevigheid door turgor

  • Als de groei gestop is kan een meer regide, secundaire celwand gevormd worden (bast, hout)
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Stevigheid in weefsels - Plantencelwand -
Cellulose microfibrillen

A

Cellulose fibrillen worden aan de buitenkant van het plasmamembraan gemaakt middels het enzym cellulose synthase complex:
- Het enzymcomplex wordt voortgeduwd over het plasmamembraan, in de richting van microtubuli –> microtubuli bepalen de richting van het cellulose synthase complex

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Stevigheid in weefsels - Dierlijke cellen -
Extracellulaire Matrix

A

Dierlijke cellen krijgen stevigheid door het produceren van een extracellulaire matrix:
- Belangrijkste component van de ECM –> collageen
- Collageen wordt geproduceerd door fibroblasten
- Collageen bestaat uit peptideketens, drie ketens vormen een collageen molecuul, een aantal van die moleculen vormen weer een fibril en een aantal fibrillen vormt een vezel

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Stevigheid in weefsels - Dierlijke cellen -
Afbreken van collageen

A

Collageen moet kunnen worden afgebroken omdat sommige weefsels ook moeten groeien, gerepareerd of vernieuwd moeten worden, etc. –> lichaam maakt daarom enzymen aan die de ECM kunnen afbreken –> proteases
- Bij bijv. reuma zijn proteases erg actief
- Bij kanker kan het zorgen voor uitzaaiingen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Stevigheid in weefsels - Dierlijke cellen -
GAGs

A

Collageen voorkomt uittrekking.
Glycosaminoglycans (=GAGs) voorkomen samendrukken.

  • GAGs zijn suikerachtige moleculen die net als collageen stevigeheid geven aan weefsels
  • GAGs vormen grotere complexen samen met eiwitten –> proteoglycanen
  • In compacte weefselfs vind je vooral collageen (bijv. bot)
  • In jellylike substances vooral uit GAGs (bijv. binnenkant van het oog)
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Stevigheid in weefsels - Dierlijke cellen -
Fibroblasten

A

Fibroblasten zenden signalen uit die ervoor zorgen dat collageenvezels in een bepaalde richting gaan liggen.

Er is een connectie tussen de collageen vezels van het ECM en de cellen –> fibronectinen en integrines spelen hierbij een rol.
- Integrines zitten verankerd in het plasmamembraan van onze cellen, die kunnen connecten met de fibronectines, welke verbonden zijn met de collageen fibrillen
- De integrines zijn ook verbonden aan de actinefilamenten in de cel

Integrines kunnen actief of inactief zijn –> helpft de cellen met bewegen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Epitheelweefsel -
Wat is het + belangrijkste functies

A

–> weefsel wat alle oppervlakken en holtes bedekt die in contact komen met de buiten wereld.

functies:
- Bescherming (=belangrijkste functie)
- voorkomt uitdroging
- beschermt ook tegen mechanische schade
- immunologische barriere
- Sommige epitheel kan stoffen uitscheiden
- Opname van voedingsstoffen
- Detectie van signalen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Epitheelweefsel -
Elke epitheel cel heeft ..

A
  • apicale zijde, deze is in contact met de buitenwereld
  • basale zijde, hier zit het epitheel vast aan het onderliggende weefsel
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Epitheelweefsel - Junctions -
Wat zijn het + welke soorten zijn er + hun belangrijkste functie

A

Epitheel cellen zitten aan elkaar vast en kunnen moeilijk uit elkaar getrokken worden. De manier waarop cellen aan elkaar vast zitten heten cell junctions.

Soorten:
- Tight junction –> verbinding tussen cellen en voorkomen van lekkage
- Adherens junction –> verbindt de actine bundle met de actine bundle van de neighbor cell
- Desmosome –> verbindt met de intermediare filamenten van de neighbor cell
- Gap junction –> vormt kanalen die zorgen dat kleine wateroplosbare moleculen kunnen passeren van cel naar cel
- Hemidesmosome –> verankerd de intermediare filamenten in een cel aan het basal lamina

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Epitheelweefsel - Junctions -
Tight junction

A
  • strakke verbinding tussen epitheel cellen
  • belangrijke functie –> voorkomen van lekkage tussen epitheelcellen
  • behoudt ook de polariteit (apicale en basale deel van epitheel)
  • tight junctions worden gevormd door occludine en claudine eiwitten, liggen als een soort riem rond de cellen heen
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Epitheelweefsel - Junctions -
adherens junctions en desmosomen

A

geven mechanische stevigheid.
- voorkomen dat epitheelcellen losgetrokken worden van elkaar
- overeenkomst –> adherens (cadherin) moleculen van de ene cel zitten vast aan de andere cadherine van de andere cel –> de cadherins zitten verbonden aan het celskelet

  • bij adherins junctions zitten de cadherine moleculen vast aan actinefilamenten
    • spelen zo ook een rol bij de vorming van weefsels
  • bij desmosomen zitten de adherins vast aan intermediaire filamenten (keratine) –> zorgen vooral voor stevigheid
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Epitheelweefsel - Junctions -
hemidesmosomen

A
  • verankeren het epitheel aan de basal lamina
  • De basala lamina zit verbonden via integrines aan de epitheelcel –> integrines zitten weer verbonden aan de intermediare filamenten (keratine filamenten)
  • desmosoom –> verbinding tussen epitheel cellen
  • hemidesmosoom –> verbinding tussen de basale lamina en de epitheelcel
  • als er iets fout gaat in de verbinding kunnen blaren ontstaan
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Epitheelweefsel - Junctions -
gap junctions

A
  • electic and metabolic coupling of cells
  • kleine open verbindingen tussen cellen waar moleculen uitgewisseld kunnen worden –> kleine ionen of kleine wateroplosbare moleculen
  • De cel kan controle uitoefenen over de kanalen (openen/sluiten) via stimuli (bijv. dopamine)
  • planten hebben plasmodesmata (zijn altijd open)
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Weefsel Onderhoud en Vernieuwing -

A

Cellen gaan dood en moeten vervangen worden –> gebeurt vanuit de stamcellen:
- celcommunicatie –> alleen cellen die nodig zijn overleven
- selective cell adhesion –> elke cel heeft een plek waar het thuishoort en waar het bindt
- cell memory –> cellen hebben een geheugen –> genexpressie wordt doorgegeven aan dochter cellen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Weefsel Onderhoud en Vernieuwing -
De duur van het vernieuwen

A

hangt af van het type weefsel.
- Darmepitheel wordt elke 3 tot 6 dagen vernieuwd

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Weefsel Onderhoud en Vernieuwing -
Stamcellen

A

vanuit stamcellen kunnen nieuwe lichamcellen ontstaan –> stamcel zelf kan niet zoveel, maar heeft wel de optie om iets te worden door differentiatie

een stamcel:
- is niet gedifferentieerd
- kan delen zonder limiet
- is in staat tot zelfvernieuwing (asymmetrisch delen)
- er zijn niet veel stamcellen
- moeilijk te herkennen

17
Q

Weefsel Onderhoud en Vernieuwing -
Soorten stamcellen

A
  • somatische stamcellen –> adulte stamcellen, zijn multipotent (kan een aantal celtypes worden, niet alle)
  • pluripotente stamcellen –> kan alles worden, behalve placenta
  • totipotente stamcel –> bevruchte cel, kan nog tot alles differentieren
18
Q

Weefsel Onderhoud en Vernieuwing -
Embryonale stamcel + klonen

A

is pluripotent, wordt veel onderzoek mee gedaan.

Pluripotente stamcellen kunnen worden gebruikt om te klonen:
- Haalt de celkern uit een eicel, in deze eicel stop je een nieuwe kern van een andere cel

19
Q

Weefsel Onderhoud en Vernieuwing -
IPS

A

= induced pluripotente stamcellen

  • een aantal genen blijkt tot expressie te komen in embryonale stamcellen (pluripotent), die niet in gedifferentieerde cellen voorkwamen
  • wanneer deze genen tot expressie gebracht worden in een gedifferentieerde cel, kan de cel terug differentieren in een pluripotente cel
20
Q

Weefsel Onderhoud en Vernieuwing -
Organoids

A

organoiden is eigenlijk een 3D mini orgaan waarmee dingen (zoals medicijnen) in vitro getest kunnen worden.

  • worden gekweekt uit stamcellen (IPS)
  • bij onderzoek wordt er altijd gekeken naar meerdere lagen van soortgelijke cellen –> maar lichaam bestaat uit meerdere soorten cellen
  • dit kan nagebootst worden met organoiden
21
Q

Kanker -

A
  • Cellen gaan ongecontroleerd delen, dus ook zonder signaal.
  • De cellen dringen ook andere weefsels binnen (uitzaaiingen)
  • Kanker is een genetische ziekte, ontstaat door mutaties.
  • Meeste mutaties ontstaan spontaan, maar stralingen en chemicalien kunnen het ook veroorzaken
  • Er zijn vaak wel meer dan 10 mutaties nodig om een cel in een kankercel te transformeren
22
Q

Kanker -
Kankercellen…

A
  • zijn minder gevoelig voor signalen van buitenaf
  • zijn minder gevoelig voor apoptose –> 50% van alle kankers hebben een P53 mutatie
  • hebben telefomeren die niet korter worden tijdens de deling
  • zijn genetisch instabiel –> controlemechanismen werken niet, waardoor mutaties en een abnormaal aantal chromosomen ontstaat
  • kunnen andere weefsels binnendringen omdat ze minder cadherines en meer matrix proteases hebben
  • hebben meer voedingsstoffen nodig omdat ze erg actief zijn
  • produceren hun eigen signalen om te overleven
23
Q

Kanker -
soorten mutaties

A

Dominante mutatie:
- maakt van een proto-oncogene een oncogen –> is maar 1 mutatie voor nodig
- er zijn verschillende manieren hoe een oncogen kan ontstaan

Recessieve mutatie:
- twee mutaties (op beide chromosomen) zorgen voor de onderdrukking van tumor suppessor genen –> leidt tot de vorming van kanker