Ch 17 - Cytoskeleton Flashcards

1
Q

Uit welke filamenten bestaat het cytoskelet en wat is hun belangrijkste functie? + diameter

A
  • Intermediaire filamenten (10nm) –> versterken de cellen en helpen tegen mechanische stress
  • Microtubuli (25nm) –> dynamische stabiliteit, transport, rol in organisering van organellen bij celdeling en de spoeldraden die chromosomen uit elkaar trekken
  • Actine filamenten (7nm) –> beweging in de cel
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Zonder het cytoskelet …

A
  • geen migratie van cellen in het embryo
  • geen spiersamentrekkingen
  • geen wondgenezing
  • spermacellen kunnen niet bewegen
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Intermediare Filamenten -

A
  • vormen een sterk netwerk in de cel
  • sterktste filamenten van het cytoskelet
  • verankerd in desmosomen (=eiwitcomplex waar de filamenten aan vast zitten) op plekken waar de cellen aan elkaar gekoppenld zijn

Functie = versterken van de cellen en helpen tegen mechanische stress

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Intermediare Filamenten -
zijn opgebouwd uit

A
  • monomeren met een alpha helix structuur met een N en C terminus –> hierdoor zijn ze sterk en touwachtig
  • alpha helixen draien om elkaar heen om een dimeer te vormen, de N terminus en C terminus zitten aan dezelfde kant
  • Twee dimeren vormen een tetrameer (anti parallel)
  • Acht tetrameren vormen samen een compleet filament, de filamenten kunnen aan elkaar gekoppeld worden
  • Filamenten hebben geen plus of min kant (wat actine en microtubuli wel hebben)
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Intermediare Filamenten -
kunnen worden onderverdeeld in 4 groepen

A

in het cytosol:
1. Keratine filamenten –> in epitheel cellen
2. Vimentine en vimentine gerelateerde filamenten –> in bindweefselcellen, spiercellen en glial cellen
3. Neurofilamenten –> in zenuwcellen

in de nucleus:
4. nuclear lamins –> de nucleaire envelop wordt versterkt door een netwerk van intermediaire filamenten opgbouwd uit lamins –> ontbinding tijdens deling door fosforylering en defosforylering

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Microtubuli -
Functie

A
  • Rol in transport en de organisatie van organellen tijdens de celdeling
  • Buisvormige structuren, zijn opgebouwd uit opgestapelde ringen van 13 tubuline subunits
  • Stijver dan actine en intermediaire filamenten, scheuren wanneer ze uitgerekt worden
  • Groeien meestal vanuit 1 georganiseerd punt (=centrosoom, =matrix met 2 centriolen waaruit de microtubuli groeien)
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Microtubuli -
Opbouw

A
  • Zijn hol en hebben een plus en een min uiteinde
  • Opgebouwd uit subunits –> subunit bestaat uit een tubuline dimeer met een alpha en een beta tubuline
  • Een buis is opgebouwd uit 12 protonfilamenten
  • Het min einde (alfa) zit vast aan het centrosoom, plus uiteinde (beta) eindigt in het cytoplasma
  • Centrosomen bepalen de orientatie van de microtubuli –> de centriolen worden omgeven door een soort matrix van andere eiwitten, hier zitten ook ringen y-tubuline in, deze vormen het startpunt voor het uitgroeien van de microtubuli
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Microtubuli - Dynamische Instabiliteit

A
  • Microtubuli kunnen groeien en krimpen –> functie hiervan is zoeken naar bindingsplaatsen om een netwerk op te zetten waar bijv. een organel aan gekoppeld kan worden
  • Dynamische instabiliteit wordt gedreven door GTP hydrolyse –> elk vrij tubulinedimeer heeft een GTP gebonden aan zijn B-tubuline –> deze wordt gehydrolyseerd tot GDP nadat het dimeer aan een groeiende microtubule is toegevoegd
  • De GTP gebonden vorm wil graag gebonden blijven, de GDP vorm bij elkaar blijven
  • Als de voorraad GTP opraakt omdat de hydrolyse (afbraak GTP naar GDP) sneller gaat dan de aanvoer van GTP zullen de moleculen uit elkaar vallen
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Microtubuli - Dynamische Instabiliteit
Groeien

A

De tubuline dimeren worden sneller toegevoegd aan de microtubuli dan dat de GTP gehydrolyseerd wordt.
Hierdoor bestaat het groeiende deel volledig uit GTP-tubuline.
GTP gebonden tubuline dimeren willen GTP geassocieerd blijven, dus gaan een interactie aan met het uiteinde van de microtubuli.

GTP cap = alle GTP-tubuline die aan het einde van de microtubuli zitten

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Microtubuli - Dynamische instabiliteit
Krimpen

A

Het gehydrolyseerde GTP (=GDP) zorgt voor een minder sterke binding tussen de tubuline dimeren, waardoor ze sneller los zullen laten wanneer de hydrolysatie sneller plaatsvindt dan de koppeling van nieuwe dimeren.

  • GTP hydrolyse is sneller dan de toevoeging van nieuwe GTP tubuline dimeren
  • GTP cap gaat weg
  • Filamenten met GDP tubuline laten los van de microtubuli wall
  • GDP tubuline wordt losgelaten in het cytosol
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Microtubuli -
kunnen gemodificeerd worden dmv drugs

A

Met drugs wordt de celdeling gestopt doordat de spoeldraden niet gevormd kunnen worden

  • Taxol –> stabiliseert microtubuli waardoor ze niet meer afgebroken kunnen worden
  • Colchicine en Vinblastine –> bindt aan tubuline dimeren waardoor ze niet meer kunnen polymeriseren
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Microtubuli -
Als de cellen delen is de dynamische instabiliteit ..

A

hoog.

  • Als een cel al is gediffentieerd dan wordt de dynamische instabiliteit onderdrukt (bijv. in een zenuwcel) door de microtubuli te verankeren
  • De microtubuli zijn gepolariseerd (er is een duidelijk verschil in lading aan de ene kant)
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Microtubuli - Motoreiwitten

A
  • Zorgen voor de intracellulaire transport
  • Gebruiken een herhaalde cycli van ATP-hydrolyse om langs een microtubule of actine filament in een enkele richting te reizen
  • Hechten ook aan andere cel componenten –> kunnen lading langs de filamenten transporteren
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Microtubuli - Motoreiwitten
2 grote families
+ waarin ze verschillen

A
  • Kinesines –> bewegen in de richting van het plus uiteinde
  • Dyneines –> bewegen in de richting van het min uiteinde

Verschillen in het type filament waaraan ze binden, de richting waarin ze langs het filament bewegen en de lading die ze vervoeren

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Microtubuli - Motoreiwitten
De kop en staart

A

De kop van het motor eiwit:
- Zijn enzymen met ATPase activiteit
- Hecht aan de microtubuli
- ATP –> ADP, P komt vrij wat energie oplevert
- Kop kan bewegen, binden en weer vrijgeven

De staart:
- Bindt aan een cel component
- Bepaald het type lading dat het motoreiwit kan transporteren

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Microtubuli - Motoreiwitten
positioneren van organellen

A
  • Kinesines trekken via microtubuli het ER mee richting het plasmamembraan
  • Dyneins houden het golgi apparaat dichtbij de kern
17
Q

Microtubuli -
Cillia en flagella

A

hebben een constante stabiele microtubuli die wordt bewogen door dynein
- zijn georganiseerd in een 9 +2 vorm (9 aan de buitenkant, 2 aan de binnenkant)
- omdat de microtubuli gebonden zijn kan er een buiging plaatsvinden

18
Q

Actine filamenten -
functies

A
  • Essentieel voor beweging in de cel, vooral die waarbij het celoppervlak betrokken is
  • Dun en flexibel

4 functies:
A. Microvilli –> stijve, stabiele structuren (in de darmen)
B. Contractiele bundels in cytoplasma –> om vorm te creeeren
C. Filopodia –> Tijdelijke structuur voor bewegen
D. Contractile ring –> afsnoeren tijdens de celdeling

19
Q

Actine filamenten -
bestaan uit en polymeriseren

A
  • bestaan uit actine monomeren met een plus en min kant die een dubbele helix vormen

Polymeriseren op vergelijkbare wijze als microtubuli:
- Actine maakt geen gebruik van GTP maar ATP
- ATP bindt aan actine monomeer
- Bindt aan het plus uiteinde
- Aan het min uiteinde zijn stukken gebonden met ADP, deze laten los

Monomeren kunnen aan beide uiteinde worden toegevoegd, het gaat echter sneller aan de plus kant

20
Q

Actine filamenten -
Drugs

A

Toevoeging van deze toxines stopt de celbeweging

  • Phalliodin –> binden en stabiliseren de filamenten
  • Cytochalasine en latrunculine –> voorkomen actine polymerisatie
21
Q

Actine filamenten -
Actine bindende eiwitten

A
  • Thymosine en profiline –> eiwitten die binden aan de actine monomeren in het cytosol en zo voorkomen dat deze worden toegevoegd aan de uiteinden van actine filamenten
    • spelen een cruciale rol bij het reguleren van actine polymerisatie
  • Formines en actine related proteins –> bevorderen actine polymerisatie
  • Functie –> binden actine filamenten ren regelen van het gedrag van de intacte filamenten
22
Q

Actine filamenten -
Cell Crawling

A
  1. Uitstulpen –> actine polymerisatie aan de voorrand van de cel duwt het plasmamembraan naar voren en vormt nieuwe gebieden van actine cortex
  2. Vastgrijpen –> intergrines maken nieuwe verankeringspunten
  3. Voorttrekken –> samentrekking aan de achterkant door myosine, trekken het lichaam van de cel naar voren langs de actinefilamenten
23
Q

Actine filamenten - Muscle Contraction

A

Spier samentrekkingen hangt af van de interactie tussen actine en myosine II
- Actine filamenten schuiven tegen myosinefilamenten tijdens de spiercontractie
- Spiercontractie wordt uitgelokt door een plotselinge stijging van het cytosolisch Ca2+

24
Q

Actine filamenten - Muscle Contraction
Ca2+

A
  • Actiepotentiaal komt via een T-tubuli binnen
  • Dit zorgt ervoor dat het kanaal open gaat en ook de kanalen uit het sarcoplasmatisch reticulum
  • Ca2+ komt uit het sarcoplasmatisch reticulum (ligt om de hele spier heen)
  • Actine filamenten zijn omgeven door tropomyosine, waardoor de myosine heads niet kunnen binden
  • Ca2+ bindt aan de actine en zorgt ervoor dat de tropomyosine loslaat waardoor de myosine heads kunnen binden en de spier kan samentrekken
  • Bij ontspanning van de cel wordt het calcium weer opgenomen door het sarcoplasmatisch reticulum