Casus 2: Familie Versteeg Flashcards

1
Q

Aandachtspunten van een jeugdverpleegkundige:

A

Monitoren groei/gewicht
Motorische achterstand.
Cognitieve achterstand.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Hypothermie

A

Is onderkoeling, een lichaamstempratuur van onder de 35 graden.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Hyperthermie

A

Is een te hoge tempratuur/verhoging, boven de 40 graden. Wordt ook gebruikt als behandeling bij kanker.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Hyperthermie: Functie

A

De verhoogde temperatuur stimuleert het immuunsysteem.
Hyperthermie heeft een pijn dempend effect waardoor het de levenskwaliteit verbeterd.
Er ontstaat een versterkte doorbloeding in het tumorgebied. Chemotherapie of andere medicijnen kunnen het gebied zo beter bereiken.
Een verbeterde enzymwerking en versterkte stofwisseling zijn vastgesteld.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Koorts: Functie

A

Het is een reactie van het lichaam op een infectie met virussen of bacteriën. De koorts helpt de infectie te bestrijden. Bij een hogere temperatuur groeien virussen en bacteriën minder goed.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Koorts: Behandeling

A

Paracetamol, bij hoge langaanhoudende koorts kunnen antibiotica worden voorgeschreven.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Koorts: Symptomen

A

Gloeiende, rode wangen, Warm voorhoofd, Koude rillingen, Klappertanden, Koude voeten, Woelen, Koortsstuipen, Snelle ademhaling, Zweten/transpireren, Uitdroging/Verminderde urineproductie/Dorst

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Waar let je op bij kinderen met koorts:

A
  • Uitdrogingsverschijnselen -> Vochtproductie -> Huilen met tranen, plassen.
  • Ondertemperatuur (onder de 35 graden).
  • Koortsstuip: het kind verstijft en gaat ineens schokken en trekken met armen en benen (epileptische aanval). Maak de mond leeg, leg het kind op de zij, zorg dat het zich niet kan stoten of vallen en bel de huisarts/112.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Waar let je op bij jonge kinderen met koorts:

A

Bewustzijn, Kleur van de huid, Huidverschijnselen, Type ademhaling (piepend, kreunend), Huilen (zwak of geagiteerd, gillend), Drinken (slecht of weigeren), Braken

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Wat doe je als je patiënt koorts krijgt?

A

Vitale parameters checken (hartslag, ademhaling, bloeddruk).
Mogelijke infectiebronnen controleren.
Vocht verstreken (indien je in het ziekenhuis werkt).
Preventieve maatregelen (luchtige kleren, deken af enz.)
Waarschuw arts (overleg over de behandeling).

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

WGBO

A

Regelt de relatie tussen patiënt en BIG geregistreerde hulpverlener. Dwingend richt, staat vast.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Sepsis/Septisch

A

Als door een afweerreactie op een ziekteverwekker schade aan weefsel of organen ontstaat dan noemen we dat sepsis. Ziekteverwekkers kunnen bacteriën, schimmels, virussen of parasieten zijn. Een ander woord voor sepsis is bloedvergiftiging. De bacterie bevind zich in het bloed. Deze kan pas worden gekweekt bij 38,5 graden, anders is het niet zichtbaar.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Sepsis/Septisch: Symptomen

A

Koorts of juist een te lage temperatuur, Snelle ademhaling, Snelle hartslag, Verwardheid of sufheid, Grauwe of bleke huid.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Sepsis/Septisch: Behandeling

A

De behandeling van sepsis hangt af van de ziekteverwekker. Bij een bacterie wordt antibiotica voorgeschreven. Om de bloeddruk te verhogen wordt vloeistof via een infuusnaald toegediend. Bij een septische shock moet je bijna altijd naar de Intensive Care. Hier wordt er infuusvloeistof en medicijnen die de bloeddruk verhogen toegediend.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Septische Shock

A

Er stroomt dan te weinig bloed met zuurstof naar de weefsels en organen, die daardoor beschadigd kunnen raken. Het lichaam reageert hierop door het hart sneller te laten kloppen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Rechten van de Patiënt:

A

Recht op informatie, Toestemmingsplicht, Recht op inzage dossier/kopie dossier, Second opinion, Recht op privacy/beroepsgeheim.

17
Q

Volgens WGBO

A

Mag je vanaf 16 zelf bepalen wat je doet. (wilsbekwaam).
Dus de ouders hebben geen inzage tenzij er sprake is van een zwaarwegend belang (wordt bepaald door de rechter) of met toestemming van de cliënt zelf.

18
Q

Wilsonbekwaam:

A

Dat ben je als je zelf geen beslissingen meer kunt nemen. En ook als je de gevolgen van je beslissingen niet meer kunt overzien. Je kunt dan je rechten niet meer ondernemen en kan geen relevante informatie meer verwerken.

19
Q

Immuniteit

A

Specifieke afweer gericht op een speciale anti-gen (aanvaller).

20
Q

Passieve immuniteit

A

Het lichaam krijgt de antistoffen, en hoeft deze dus niet zelf aan te maken. Natuurlijk -> Via de moeder melk/navelstreng. Kunstmatig -> Vaccin.

21
Q

Actieve immuniteit

A

Het lichaam maakt zelf de antistoffen aan. Natuurlijk -> Het lichaam maakt na ziekte antistoffen aan. Kunstmatig -> Lichaam maakt na vaccin zelf antistoffen aan.

22
Q

Verpleegproces: Anamnese

A

De verpleegkundige verzamelt gegevens om zich een totaalbeeld te vormen van de (uitgangs)situatie van de patiënt. Het is hierbij van belang dat er een systematische aanpak wordt gekozen. Dit vraagt om een planmatige en gestructureerde aanpak. je kunt dan bijv. de volgende vragen stellen:

a. Kunt u de ernst van de klacht omschrijven?
b. Wat verergert u klacht?
c. Wat doet uw klacht verminderen?
d. Waar treedt de klacht precies op?
e. Op welke tijdstippen doet de klacht zich voor?

23
Q

Verpleegproces: Diagnose

A

Op basis van de verzamelde gegevens, observaties, metingen en de (para)medische informatie is het mogelijk om vast te stellen in welke situatie de patiënt zich bevindt. Hierbij kun je gebruik maken van een PES-structuur

24
Q

Verpleegproces: Doel

A

Vaststellen gewenste resultaten en maken planning:

a. Wat zou ik willen bereiken voor deze zorgvrager?
b. In welke tijdsbestek?
c. Is dit resultaat haalbaar?
d. Hoe merk ik of het gewenste resultaat is bereikt?

25
Q

Verpleegproces: Fase 4 en 5 Interventie en Uitvoering:

A

Vaststellen en uitvoeren:

a. Welke acties zijn nodig?
b. Wat kan je als (jeugd)verpleegkundige daarvoor doen?
c. Hoe bepaal je welke acties er gekozen/ondernomen worden?

26
Q

Verpleegproces: Evaluatie

A

Uitkomst van de situatie vergelijken met de beoogde situatie:

a. Hoe weet je of het resultaat is bereikt.
b. Als het resultaat niet is bereikt waar kan dit aanliggen.

27
Q

De student benoemt welke rol de JGZ speelt in de uitvoering van het Rijksvaccinatieprogramma.

A

Het JGZ informeert de ouders over de verschillende vaccinaties. Verspreiden deze informatie, hierdoor zijn mensen beter geïnformeerd en is de kans groter dat ouders hun kinderen vaccineren.

28
Q

Groepsimmuniteit

A

Als je een ziekte niet kan krijgen dan kan je het ook niet overdragen op anderen. Als niemand meer de ziekte kan krijgen, dan kan niemand het meer overdragen en kan de ziekte zelfs verdwijnen. Door iedereen te vaccineren tegen een ziekte kan een ziekte dus worden uitgeroeid.

29
Q

Vaccinatie

A

Beschermen mensen tegen ernstige infectieziekten. Zoals mazelen, kinkhoest en baarmoederhalskanker. Er zijn vaccinaties voor verschillende doelgroepen.

30
Q

Klinisch redeneren

A

Is de vaardigheid om eigen observaties en interpretaties te koppelen aan medische kennis. Zo kunnen verpleegkundigen goed onderbouwen welke verpleegkundige interventies zij moeten inzetten bij een ziektebeeld of verpleegprobleem en welke vervolgstappen ze moeten nemen.
- Het redeneerproces binnen de verpleegkunde is niet anders dan het beschreven verpleegkundig proces: beide komen neer op de methodiek van systematische besluitvorming.

31
Q

Objectieve gegevens

A

Deze gegevens zijn verkregen via metingen en door observatie van een verpleegkundige. Bijv. Tempratuur -> Klam, Warm en zweterig -> Thermometer.

32
Q

Subjectieve gegevens

A

Gegevens die door de patiënt en diens omgeving worden gegeven.