Caput 4 deel 7

Question 1

caelum

Answer 1

cael-i, o: de hemel

Question 2

tergum

Answer 2

terg-i, o: de rug

Question 3

notus

Answer 3

-a, -um: bekend

Question 4

pes

Answer 4

ped-is, m: de voet

Question 5

brevis

Answer 5

-, breve; brevis: kort

Question 6

properare

Answer 6

-o: zich haasten

Question 7

postulare

Answer 7

-o: eisen

Question 8

ardere

Answer 8

-eo; arsi, -: branden

Question 9

sustinere

Answer 9

-eo; sustinui, sustentum: omhooghouden, tegenhouden, uithouden

Question 10

statuere

Answer 10

-o; statui, statutum: plaatsen, vaststellen, beslissen

Question 11

cadere

Answer 11

-o; cecidi, casum: vallen

Question 12

consistere

Answer 12

-o; consisti, -: halt houden, zich opstellen

Question 13

aperire

Answer 13

-io; aperui, apertum: openen, onthullen

Question 14

haurire

Answer 14

-io; hausi, haustum: uitscheppen, opslokken

Question 15

spatium

Answer 15

spati-i, o: de ruimte, de afstand, de tijdsduur

Question 16

fessus

Answer 16

-a, -um: vermoeid

Question 17

integer

Answer 17

integra, integrum: ongeschonden

Question 18

impar + dat

Answer 18

-, -; imparis: niet gelijk aan, niet opgewassen tegen

Question 19

superare

Answer 19

-o: overwinnen, overblijven

Question 20

superesse

Answer 20

-sum; superfui, -: overblijven

Question 21

vix

Answer 21

bijwoord: nauwelijks