caput 3: Vlieginstucties Flashcards
pg 41
1
Q
instruere
A
intruo, instruxi, instructum: inrichten, opstellen, onderrichten, onderwijzen
2
Q
natus
A
nati: zoon
3
Q
currere
A
curro, cucurri, cursum: lopen
4
Q
ait
A
hij zegt/ hij zei
5
Q
monere
A
moneo, monui, monitum: waarschuwen
6
Q
carpere
A
carpo, carpsi, carptum: plukken
6
Q
unda
A
undae: de golf
6
Q
ignis
A
ignis: het vuur
6
Q
volare
A
volo, volavi, volatum: vliegen
6
Q
uterque
A
utraque, utrumque: elk van beide
6
Q
iubere
A
iubeo, iussi, iussum: bevelen
7
Q
dux
A
ducis: leider
8
Q
carpere viam
A
de weg afleggen
9
Q
tradere
A
trado, tradidi, traditum: overdragen, overleveren
10
Q
ala
A
alae: vleugel