Caput 3 Flashcards
Numerus
Numeri m.
Het getal, het aantal
Ndl. Een nummer
Fr. Un nombre
Eng. A number
Fatum
Fati o.
Het lot -
Ndl. Fataal
Aequus
-a, -um
Gelijk, eerlijk
Fr. égale
Paratus
-a, -um
Bereid
Patrius
-a, -um
Vaderlijk, voorvaderlijk
Lat. Pater/ patria
Coniunx
Coniungis m./v.
De echtgenoot (maritus), de echtgenote (uxor )
Salus
Salutis v.
Het welzijn, de redding
Fr. Le salut
Delere
Deleo II
Vernielen
Eng. To delete
Deserere
Desero III
Verlaten (relinquere)
Ndl. Deserteren
Repetere
Repeto III
Teruggaan naar, terugvragen, herhalen
Ndl. De repetitie
Fr. Répéter
Tollere
Tollo III
Opheffen, wegnemen (auferre )
Undique
/(bijwoord)
Van overal, aan alle kanten
Imperium
Imperii o.
1) het rijk (2) de heerschappij/ het opperbevel)
Fortasse
/(bijwoord)
Misschien
Adducere
Adduco III
Brengen naar
Amittere
Amitto III
Verliezen
Spelunca
Speluncae v.
De grot
Ndl. De spelonk
Posterus
-a, -um
Volgend
Lat. Post/postea
Validus
-a, -um
Krachtig, sterk
Fur
Furis m.
De dief, de boef
Sanguis
Sanguinis m.
Het bloed
Fr. Le sang
Mens
Mentis v.
De geest, het verstand
Ndl. Mentaal
Exitus
Exitus m.
De uitgang, de afloop
Lat. exire
Forte
/(bijwoord)
Toevallig
