capitulum IV Flashcards
1
Q
abest (absunt)
A
is afwezig, is niet hier
2
Q
accusat
A
beschuldigt
3
Q
adest (adsunt)
A
is aanwezig, wel hier
4
Q
baculum, -i (o.)
A
staf,roede
5
Q
bonus, -a, -um
A
goed
6
Q
decem
A
tien
7
Q
discedit
A
gaat weg
8
Q
duo
A
twee
9
Q
eius
A
van hem, haar, het
10
Q
habet
A
heeft
11
Q
imperat
A
beveelt
12
Q
is
A
hij
13
Q
mensa, -ae (v)
A
tafel
14
Q
novem
A
negen
15
Q
nullus, -a, -um
A
geen enkele