C7 - Ontwikkeling Flashcards

H11

1
Q

Wat is het nature-nurture debat?

A

Het debat over in hoeverre gedrag en cognitie door genen of door de omgeving komt

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Wat is phylogenetic en ontogenetic ontwikkeling?

A

Evolutionaire en individuele ontwikkeling respectievelijk.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Welke leeftijd heeft een infant?

A

Tussen de 0 en 18 maanden

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

MZ twin

A

Eeneiige tweeling

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

DZ twin

A

Twee-eiige tweeling

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Erfelijkheidsgraad/heritability

A

De mate waarin gedrag of cognitie wordt beinvloed door genen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Epigenetica

A

Houdt zich bezig met de invloed van de omgeving op de expressie van genen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Genen-omgeving correlatie

A

rGE
Genen hebben invloed op welke omgeving je kiest

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Genen x omgeving interactie

A

G x E
Een specifieke combinatie van genen en omgeving leidt tot bepaald gedrag/cognitie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Superieure temporale sulci

A

Herkennen of verwerken van stemgeluid
Bij 7 maanden ontwikkeld

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Gehoor ontwikkeling

A

Na de geboorte: Moeders stem en taal
7 maanden: superieure temporale sulci ontwikkeld, emoties in stemmen herkennen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Ontwikkeling gezichtsherkenning

A

Aangeboren voorkeur voor gezichten
2-3 dagen: Moeders gezicht, onderscheid tussen recent geziene en vreemde gezichten
3 maanden: Voorkeur voor eigen ras en geslacht verzorger, lange-termijn herkennen van gezichten
Taalontwikkeling heeft invloed
Fusiform regio

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Ontwikkeling joint-attention

A

3 maanden: gaze volgen
5 maanden: meer gericht of joint-attention interacties
10 maanden: gaze volgen alleen bij ogen open
12 maanden: gaze en gezichtsuitdrukkingen worden aan elkaar gelinkt voor sociale referentie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Dyadische interacties

A

Face-to-face interacties

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Triadische interacties

A

Interacties tussen twee mensen en een object

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Motherese

A

Hogere toon, meer toon variatie, langzamer tempo, verlengde klinkers
Zorgt voor meer aandacht voor de stem bij zuigelingen

17
Q

Communicatie ontwikkeling

A

10-12 maanden: onderscheid tussen eigen en vreemde taal
12-13 maanden: gebaren
Sociale skills zijn belangrijk voor het ontwikkelen van taalvaardigheid/woordenschat

18
Q

Ontwikkeling imitatie

A

Mimiek en besmetting gelijk na geboorte
14 maanden: doelgericht imiteren

19
Q

Like-me hypothese

A

De neiging om fysiek gedrag te kopiëren wordt later een neiging om emotioneel gedrag te kopiëren, de basis voor empathie en gedachte lezen

20
Q

Hoe kenmerkt zich de ontwikkeling van de kindertijd?

A

Invloed van peers
Aanpassen aan normen en vaardigheden van de omgeving

21
Q

Theory of mind ontwikkeling

A

Aangeboren: imitatie
15 maanden: false belief taken mbv kijktijden succesvol uitvoeren
18 maanden: doen alsof onderscheiden van echt, incidenteel van opzettelijk gedrag onderscheiden
4 jaar: false belief taken succesvol uitvoeren

22
Q

Ontwikkeling van empathie en pro-sociaal gedrag

A

18 maanden: helpend en pro-sociaal gedrag
3 jaar: onderscheid in samenwerking (voorkeur voor vrienden en familie)
9-10 jaar: rigide eerlijkheidsnormen
Inferieure frontale gyrus specialiseert zich naar links

23
Q

Model van Decety en Svetlova over empathische ontwikkeling

A

1) affectieve opwinding voor gehechtheid en emotionele besmettelijkheid, welke is aangeboren (amygdala, ventrale striatum, OFC, hypothalamus)
2) Emotioneel begrip voor mentalizing, welke zich ontwikkelt in de vroege kindertijd
3) emotionele regulatie, welke pas begint te volgroeien in de adolescentie (laterale prefrontale cortex).

24
Q

Ontwikkeling sociale awareness

A

0-1 jaar: ontwikkeling sociale categorieën
2.5-5 jaar: voorkeur voor eigen ras
7 jaar: stabiele karaktereigenschappen aan zichzelf en anderen toeschrijven
Adoloscentie: vergelijken met anderen

25
Q

Waar wordt de adolescentie door gekenmerkt?

A

Grote hormonale en fysieke veranderingen
Bezig met sociale identiteit en reputatie

26
Q

Hoe komt het dat we risicovol gedrag zien bij adolescenten?

A

De prefrontale cortex (executieve functies) is nog niet volgroeid en de ventrale striatale beloningssysteem wordt gevoeliger voor dopamine. Hierdoor worden (sociale) beloningen belangrijker dan straffen.

27
Q

Wat zijn de 5 fases van hersencelontwikkeling?

A

Proliteratie en differentiatie (groei cellen)
Migratie
Synaptogenesis
Snoeien/Pruning
Myelinatie

28
Q

Hoe ontstaan hersenen in een baby?

A

Neurale schijf -> neurale buis -> onderste deel wordt ruggengraat, bovenste deel hersenen -> 6 maanden ontstaan gyri en sulci