C3 Flashcards

1
Q

Wanneer is de standenmaatschappij ontstaan?

A

Tussen de 10e en 11e eeuw (900)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Wanneer komt er een einde aan de standenmaatschappij?

A

Op het einde van het ancien régime (1800)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Was iedereen in het Romeinse Rijk gelijk voor de wet?

A

Nee, hier waren slaven

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

1e stand; taak

A

Geestelijke (de clerus), bidden

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

2e stand; taak

A

De edelen (adel), verdedigen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

3e stand; taak

A

Het volk (de derde stand), voedsel voorzien + werken

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

1e stand plichten + rechten

A

Bidden + geen krijgsdienst, geen belastingen, krijgen tienden

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

2e stand plichten + rechten

A

Rechtspraak, bestuur, oorlogsvoering + vrijgesteld van veel belastingen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

3e stand plichten + rechten

A

Werken, belastingen betalen, krijgsdienst + geen rechten

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Wat kregen de derde stand uiteindelijk van rechten?

A

Zelfbestuur en eigen rechtspraak

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Wat gebeurt er vanaf de 15e – 16e eeuw?

A

De adel en geestelijken verliezen macht en aanzien

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Wat gebeurt er in de 18e eeuw?

A

Men vindt dat alle mensen van nature gelijk zijn

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

in welke groepen worden de adel opgedeeld?

A

krijgsheren en raadgevers

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

in welke groepen worden de geestelijken opgedeeld?

A

hoge geestelijken; paus, abt, bisschop

lage geestelijken; priester, non, pater

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

in welke groepen werd de derde stand opgedeeld

A

landbouwers
ambachtslieden
handelaars

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

2 verschillen standen / klassenmaatschappij

A
  • in standenmaatschappij wordt je geboren in stand, in klassenmaatschappij kun je werken / studeren om in een stand te geraken
  • in klassenmaatschappij is iedereen gelijk voor wet, in standenmaatschappij niet
17
Q

waarom is het belangrijk dat de derde stand voedsel voorziet?

A

anders zouden de adel en de clerus niet kunnen overleven

18
Q

waarom is het belangrijk dat de adel verdedigt?

A

de clerus en derde stand zouden overvallen worden

19
Q

tot welke stand horen de rijke kooplui?

A

derde stand

20
Q

hoe proberen de kooplui aan invloed te winnen?

A

ze laten hun kinderen studeren, zodat ze via belangrijke ambten aan aanzien winnen.