C2 NPOP's Flashcards

1
Q

NPOP’s: 10 klassen (basis)

A

PPP maakt gn vooruitgang en verstoort zelfs mijn cyclus
1. PESTICIDEN-> 8 subgroepen
-> direct: schadelijk voor dier (dood)
-> indirect: plant resistent tegen schadelijke dier
! GLYFOSAAT : 3 feiten
1) heel h2o - oplosbaar
2) schadelijk - onschadelijk?? blijvende discussie
3) herbicide bij groeiend gras tegen onkruid (nt preventief)
2. PAK’s:
Ah-receptor blokkeerders (-> idem dioxines door planaire str)
3. PLANTTOXINES:
-> schadelijke
->nt schadelijke: oa fyto-oestrogenen: goede (nt toxische) activiteit
4. MYCOTOXINES: schimmelgif
5. GENEESM,DRUGS,HORM
-> vervuilen milieu -> wij krijgen het vervolgens binnen
6. ENDOCRIENE VERSTOORDERS
2 met oestrogene activiteit: bisfenol A en alkyl-fenolethoxylaat
1 met androgene activiteit: phthalaten
7. ZEEVRUCHTTOXINES
leiden tot versch vergiftigingen:
-> DSP (diarree)
-> ASP (amnesie)
-> PSP (paralyse)
-> NSP (neurotox)
8. MIGRANTEN V VOEDSELVERPAKKINGEN: deksels, inkt
9. VOEDINGSMIDDELEN: E-nummers
-> schadelijke (en verbannen)
->onschadelijke (en toegelaten)
10. CTN V VOEDSELVERWERKING: acrylamide

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

triazines

A
>pesticiden
-ftie: herbiciden vnl voor mais
- nt toxisch
- matig persistent
-soorten:
1 atrazine
2 simazine
3 propazine
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

pesticiden

A

*NPOP’s
*classificatie pesticide:
– insecticide
–herbicide
– rodenticide
– fungicide
– acaricide (pesticide tegen teken en mijten)
*werkingsmechanisme:
– stoort de essentiele biologische mechanismes in een pest. Tijdens het ‘doden’ vdeze pest, doden pesticides vaak ook andere organismen
-> direct werkend: oa insecticiden: dood dier meteen
-> indirect werkend: verhoogd weerbaarheid plant
=> ideale pesticide zou 1) erg specifiek (en dus nt allerlei andere organismen ook schaden) 2) snel werkend en 3) nt persistent (snel afbreken) z.
*soorten: allemaal een heel versch str -> heel versch toxische eig
1 Triazines: herbiciden
2 organofosfor: herbiciden
3 fenoxyesters: herbiciden
4 carbamaten
5 thiocarbamaten
6 pyrethroiden: insecticide
7 glyfosaat
8 natuurlijke insecticiden
- analyse:
– GC/MS-MS
– LC/MS-MS
(sws de dubbele MS)
- Maximal residual limits
– vgl met tolerable daily intake van POP’s (w berekend dmv NOEAL -> w berekend dmv toxiciteitsstudies)
–w berekend op basis van agriculturele praktijk (practices) (en dus nt dmv studies, eerder van ervaring)
–bvb: ‘na spuiten 5 dagen wachten voor je oogst/eet’: 5 dagen is besloten dmv good agricultural practices: pesticide in H2O voegen en dan kijken na hoeveel tijd ie afbreekt (T1/2 en totale afbreektijd)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

kenmerken ideale pesticide

A

1 snel werkend
2 erg specifiek (en dus nt allerlei andere organismen ook beschadigen)
3 snel afbreken (nt persistent)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

geef alle soorten pesticiden

A
soorten: allemaal een heel versch str -> heel versch toxische eig
1 Triazines: herbiciden
2 organofosfor: herbiciden
3 fenoxyesters: iets hogere persistentie
4 carbamaten
5 thiocarbamaten
6 pyrethroiden: insecticide
7 glyfosaat: herbicide
(8 natuurlijke insecticiden:  7 bovenstaande z door mens aangemaakte pesticiden)
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

werkingsmechanisme pesticiden

A
  • pesticiden interfereren (storen) de essentiele biologische mechanismes van een pest
  • hierbij doden ze vaak ook andere organismen (neg)
  • > direct werkend: het dood het bedoelde dier
  • > indirect werkend: verhoogt de weerbaarheid vd plant tegen de herbicide/insecticide zelf
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

organofosfore pesticiden

A

> pesticiden

  • OPP’s
  • werking: acetylcholinesterase (AChE) inhibitor
  • > ! inhibitie is irreversibel
  • symtomen: neurotoxiciteit (misselijkheid, paralyse, trillingen)
  • toxiciteit: aangezien inhibitie irreversibel is, is toxiciteit aanzienlijk hoger dan wanneer het reversibel zou zijn (zoals bij carbamaten)
  • diagnose vergiftigde patient: SLUDGE symptoom
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

carbamaatpesticiden

A

> pesticiden

  • werking: acetylcholinesterase (AChE) inhibitor
  • > ! inhibitie is reversibel
  • symptomen: neurotoxiciteit (misselijkheid, paralyse, trillingen)
  • toxiciteit: aangezien inhibitie reversibel is, is de toxiciteit aanzienlijk lager dan bij de irreversibele variant: OPP’s. (aka minder toxisch dan organofosfore pesticiden)
  • diagnose vergiftigde patient: SLUDGE symptoom
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

AChE inhibitor

A
  • wat: acetylcholinesterase inhibitor inhibeert het enzym cholinesterase dat de neurotransmittor acetylcholine moet afbreken. hierdoor zal concentratie van acetylcholine hoger blijven dan normaal, waardoor acetylcholine langer en meer zijn werking (impulsoverdracht zenuw -> skeletspier) kan uitvoeren, hetgeen leidt tot symptomen van neurotoxiciteit.
  • carbamaten (reversibele inhibitie) en organofosfore pesticiden (irreversibele inhibitie)
  • diagnose vergiftigde patient: SLUDGE symptoom
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

SLUDGE symptoom

A
  • wat: alle punten die men moet afgaan om te onderzoeken of patient vergiftigd is met toxine met ftie AChE inhibtor
  • welke mogelijke toxines: carbamaten en organofosfor

SLUDGE (kort; alles w gestimuleerd)

  • salivation: speekselafscheiding: gestimuleerd
  • lacrimation: tranenvloei: gestimuleerd
  • urination: gestimuleerd (sfincter urethra w gerelaxeerd -> ongecontroleerde urinelozing)
  • defecation: gestimuleerd (sfincter anus w gerelaxeerd)
  • gastrointestinaal: problemen want de gladde spiercellen hun tonus w veranderd (-> gevolgen oa diarree)
  • emesis: braken: gestimuleerd
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

mogelijke toxines waarbij SLUDGE gevolgd moet w om vergiftiging vast te stellen

A

carbamaten

organofosfor

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

met het sludge-symptoom kan welke vergiftiging vastgesteld w?

A

AChE inhibitie (reversibel en irreversibel)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

fenoxyesters

A

> pesticiden

*herbiciden

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

pyrethroiden

A

> pesticiden

  • wat:insecticiden
  • toxiciteit:
  • onschadelijk: in lage dosis voor mens
  • erg schadelijk: voor het aquatisch milieu!
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

glyfosaat

A

> pesticiden

  • wat: herbicide tegen onkruid (grassen)
  • vooral in USA gebruikt (industrie en gwne mens!)
  • werking: w geabsorbeerd door gebladerte en migreert naar groeipunten van plant => enkel effectief op actief groeiende planten (en nt preventief!)
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

natuurlijke insecticide

A

> pesticiden
*itt alle andere pesticiden, z deze natuurlijke en gn door mens gemaakte pesticiden
*vier soorten:
1 naftaleen (mottenballer)
2 terthienyl (plantafgeleide)
3 nicotine (neurotoxine -> nt te verkrijgen als pure stof)
4 feromonen (z nt efficient als insecticiden voor mens (zou te veel geld in geinvesteerd moeten w))

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
17
Q

analysemethode voor pesticiden: aanwezig in matrix of nt?

A

om te kijken of er een pesticide (en welke) aanwezig is in een matrix, kunnen 2 methodes gebruikt w: sws met dubbele MS:

1 LC/MS-MS
2 GC/MS-MS

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
18
Q

berekenen toxiciteit pesticide

A

*berekenen van maximal residual limits dmv good agricultural practices (praktijkervaring)
POP’s:
TDI vs max residual limits
NOAEL, LOAEL (toxiciteitsstudies) vs good agricultural practice

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
19
Q

endocriene verstoorders

A
NPOP
- ftie: interageren op een manier met hormonaal syst, specifiek androgeen of oestrogeen
- 3 soorten:
1 bisfenol A: oestrogeen
2 phthalaten: androgeen
3 alkyl-fenol ethoxylaten: oestrogeen
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
20
Q

alkyl-fenol ethoxylaten

A

> NPOP, specifiek endocriene verstoorder

  • ‘fenolen’ (alkyl: nonyl, octyl, methyl…)
  • bronnen:
  • -synthetische producten
    • plastiek
  • toxiciteit:
    • werkt in op oestrogene werking: str komt in grote mate overeen met str oestrogenen -> w als zelfde substraat gezien door enzymen/receptoren
    • aquatisch milieu! (plastiek in rivieren is nt goed!)
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
21
Q

bisfenol A

A

> NPOPs, specifiek endocriene verstoorder
- bronnen:
– plastiek
– blikjes, conserveerblikken
– flessen
=> inname via voedsel, drinken en stof
- toxiciteit:
– inwerking op oestrogene activiteit (door gelijkaardige chem str) bij lage concentratie al!
! een vd meest controversiele chemicalien, naast glyfosaat:
– enorm potent op heel laag niveau al
– veel verschillende toepassingen (w voor veel dingen gebruikt -> kans op contact met deze verstoorder sterk verhoogt)
=> polypropyleen: heeft bisfenol A verplaatst in papflessen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
22
Q

phthalaten

A

> NPOP’s, specifiek endocriene verstoorder
- bronnen: plastiek (want ftie: additief om plastiek soepeler te maken)
=> contact via voedsel (voedsel is verpakt in plastiek waarin phthalaten verwerkt zitten om het soepeler te maken, oa microgolfeten)
- toxiciteit:
– inwerking op androgene activiteit
– reprotoxisch (toxisch voor reproductiviteit)
- chem str:
– korte cketens (methyl, ethylphthalaten): in cosmetica veel, is vloeibaar
– lange cketens (c8, c12); voral in voedselverpakking, z zwaarder

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
23
Q

PAK’s

A

> NPOP’s
= PAH’s: polycyclische aromatische Hydrocarbons/Koolwaterstoffen
-bronnen:
–fossiele brandstoffen
– gevormd bij onvolledige verbranding van kolen (kolen zo genoemd omdat ze vooral uit Cketens bestaan (C = koolstof), oa hout, brandstof, olie, tabak)
-toxiciteit: PLANAIRE STR -> dioxine-gelijkende toxiciteit w verwacht: potentiele Ah-receptor blokkeerders
- dioxine vs PAH’s:
PAH’s zijn minder toxisch dan dioxine
MAAR PAH’s komen in veel hogere concentraties voor dan dioxine
=> toxiciteit dioxine = PAH’s
(Ah-receptor blokkeerders: kunnen kankers en mutaties veroorzaken)
- ftie: nuttig als indicator voor verbrandingshistoriek: verbranding van koolstofrijke bronnen (hout, brandstof..) geeft andere mengeling dan verbranding van bvb een heel bos (forest fire) AKA mengeling van stof dat na verbranding afblijft zegt iets over wat voor verbranding het was

24
Q

phthalaten onderscheid chem str

A
  • > korte cketens: eerder vloeibaar, vooral in cosmetica

- > lange cketens: zwaarder, vooral in voedselverpakkingen

25
Q

toxiciteit phthalaten

A
  • > reprotoxisch (logisch aangezien het androgene endocriene verstoorder is)
  • > androgene verstoorder
26
Q

toxiciteit PAH’s vs dioxine

A

PAH’s hebben planaire str -> dioxine-gelijkende toxiciteit w verwacht
-> PAH’s zijn MINDER toxisch dan dioxine
-> PAH’s komen in veel grotere mate voor in de wereld
=> toxiciteit dioxine = toxiciteit PAK’s
(toxiciteit: Ah-receptorblokkeerders)

27
Q

mycotoxinen

A
> NPOP's
-'schimmelgif'
- bron: metabolieten geproduceerd door microfungi
! heel belangrijk op boerderijen: bvb te natte bewaring van graan -> schimmels groeien -> deze kunnen ook gif afgeven => nt gwn schimmel maar giftige schimmel (groot verschil als je het wil opruimen en het aanraakt, een dier het per ongeluk toch opeet...)
-toxiciteit
--toxisch
-- soms gebruikt als antibiotica, groeistimulator... door hun farmacologische activiteit
- klassen
1 aflatoxine
2 citrinine
3 ergot akaloiden
4 fumonisine
5 ochratoxine A
6 patuline
7 trichothecenen
8 zearalonen
28
Q

klassen mycotoxines

A
1 aflatoxine
2 citrinine
3 ergot akaloiden
4 fumonisine
5 ochratoxine A
6 patuline
7 trichothecenen
8 zearalonen
29
Q

toxiciteit mycotoxines

A

ze z toxisch , maar hb-ebben ook farmacologische werking -> w soms actief gebruikt voor verschillende doeleinden (groeistimulator, antibiotica…)

30
Q

planttoxines

A

> NPOP’s

  • wat: stoffen die in planten goede of slechte (toxische) activiteit tonen
  • toxiciteit:
    • schadelijke: rest
  • -onschadelijke: fyto-oestrogenen
  • klassen:
  • -fyto-oestrogenen
  • > flavonoiden
  • > coumestanen
  • > lignanen
  • -cyanogene glycosides
    • glucosinolaat
    • toxische AZ
    • toxische VZn
31
Q

toxische AZ

A

> NPOP’s, specifiek een planttoxine

! essentiele AZ

32
Q

toxische VZn

A

> NPOP’s, specifiek planttoxines
! essentiele VZn
oa oxalaat (spinazie), paddenstoeltoxines (hallucinogene werking)

33
Q

glucosinolaat

A

> NPOP’s, specifiek planttoxine

  • bron: Brassica-familie: broccoli, spruiten, kool, radijs, bloemkoel
  • toxiciteit: koeien kunnen dit nt metaboliseren
34
Q

cyanogene glycosides

A

> NPOp’s, specifiek planttoxine

  • bron: fruitpitten
  • zetten HCN vrij (= maagzuur)
35
Q

fyto-oestrogenen

A

-wat: nt schadelijke planttoxines
- ftie: lijkt erg op oestradiol (1 vd oestrogenen) -> bindt op oestrogeenreceptors
-soorten:
1 flavonoiden
2 coumestanen
3 lignanen

36
Q

flavonoiden

A

> NPOP’s, specifiek planttoxine, specifiek fyto-oestrogeen

  • bron: soja, isoflavonen
  • toxiciteit: nt schadelijke planttoxine: bindt op oestrogeeneceptors
37
Q

coumestanen

A

> NPOP’s, specifiek planttoxine, specifieke fyto-oestrogeen

  • bron: groenten
  • toxiciteit: nt schadelijke planttoxine: bindt op oestrogeenreceptors
38
Q

lignanen

A

> NPOP’s, specifiek planttoxine, specifiek fyto-oestrogeen

  • bron: lijnzaad
  • toxiciteit: nt schadelijke planttoxine: bindt op oestrogeenreceptors
39
Q

zeevruchttoxines

A
> NPOP's
- zeevruchten kunnen leiden tot verschillende vergiftigingen (4)
1 DSP
2 ASP
3 PSP
4 NSP
40
Q

DSP

A

= vergiftiging door eten van zeevrucht die toxines bevat

  • ‘diarrhetic shellfish poisoning’: diarree door schaaldiervergiftiging
  • toxine: okadaisch zuur
  • toxiciteit: inhibitor van fosfatases
  • dier: mosselen
41
Q

ASP

A

= vergiftiging door eten van zeevrucht (schaaldier) die toxines bevat

  • ‘amnesic shellfish poisoning’: amnese (geheugenverlies)
  • toxine: domoisch zuur
  • toxiciteit: neurotoxisch (breinschade, geheugenverlies)
  • dier: mariene dieren die zich voeden met fytoplankton (oa ansjovis, schaaldieren in het algemeen)
42
Q

NSP

A

= vergiftiging door eten van schaaldier dat toxines bevat

- ‘neurotoxic shellfish poisoning’: neurotoxiciteit (zenuwen)

43
Q

PSP

A

= vergifiting door toxines. Toxines die bepaald schaaldier in zich had

  • ‘paralytic shellfish poisoning’: paralyse (verlamming)
  • toxines: tetrahydropurine substanties (oa carbamaten)
  • dier: mariene dieren (schaaldieren) die zich voeden met toxische algen
44
Q

tetrodoxine

A
  • zeevruchttoxine
  • krachtige neurotoxine: blokkeert actiepotentialen
  • gn tegenmiddel voor gekend
  • toxine afkomstig van bep aquatische bacterien (die w opgegeten door mariene dieren)
45
Q

migranten v voedselverpakkingen

A

> NPOP’s

  • bronnen:
    • deksels
    • plastieke flessen
    • dozen (pizzahut pizzadozen) + de inkt hierop
46
Q

contaminanten van voedselverwerking

A

> NPOP’s
= acrylamide
-> bron: zetmeelrijke voeding (frieten, chips, brood…)
-> concentratie afhankelijk van hitte gebruikt tijdens vorming voedingsmiddel

47
Q

voedingsadditieven

A

> NPOP’s
= E-nummers
- bronnen: voedsel
- toxiciteit
-> schadelijk (en verbannen): nitraat
-> onschadelijk (en nt verbannen): opzettelijk toegevoegd aan voedsel voor ftie
-ftie: karakteristieken voedsel veranderen: langer houdbaar, kleurstof
-bvb: caroteen: E100, toegevoegd als kleurstof

48
Q

overige toxines: diergeneeskundige drugs

A
  • antibiotica (in bep mate verboden, gebruik ervan w zoveel mogelijk beperkt)
  • groeihormen (verboden)
  • clenbuterol: verboden behalve bij Eq: ademhalingsziektes
  • ivermectine: tegen (parasitaire) wormen
49
Q

clenbuterol

A
  • wat: veterinair geneesmiddel
  • verboden (want werd gebruikt als groeimiddel)
  • bij Eq nog toegestaan als geneesmiddel tegen ademhalingsziekten
50
Q

overige toxines: nitraat

A
  • fties:
  • > in vlees als E-nummer
  • > meststof voor groenten
  • verboden: carcinogenisch (want kan leiden tot nitriet en nitrosamines (-> deze z kankerverwekkend))
51
Q

nitrosamines

A

= kankerverwekkend

  • gevormd door nitraat
  • hierom is nitraat verboden in voedsel en als meststof
52
Q

farmaceutische middelen, drugs en hormonen

A
  • bronnen: AFVAL (dierlijke, menselijke en industriele)
  • verschillende pathways , maar iedere pathway leidt tot het terechtkomen vh afval in oppervlaktewater
  • WWTW/WWTP:
  • -waste water treatment works/plan
    • 1 stap in 1 vd pathways die de stoffen volgen
    • ook al wordt hier het afval zo goed mogelijk verwijderd, toch zal het afval uiteindelijk in oppervlaktewater terechtkomen
  • oppervlaktewater: water uit de kraan, toiletten -> wij drinken dit -> er moet zo weinig mogelijk v deze stoffen inzitten (dit lukt best goed om deze concentraties laag te houden: om dmv drinken 1 lijn coke binnen te krijgen, moet je 1 miljoen liter drinken op 1 dag)
  • slib: vooral in slib zitten de afvalstoffen, want slib blijft over na waterzuivering. deze afvalstoffen zijn dus nt goed wateroplosbaar (POP’s, toxische metalen (lood!))
53
Q

toxische metalen

A
  • > kwik:
  • -> zwaar metaal
  • -> enorm neurotoxisch en IQ gaat ervan omlaag
  • > Lood:
  • -> zwaar metaal
  • -> enorm neurotoxisch
  • -> ‘saturnisme’: loodvergiftiging
54
Q

kwik

A

Hg
>toxisch metalen
-zwaar metaal
-toxiciteit: neurotoxisch en doet IQ dalen

55
Q

lood

A
Pb
> toxische (zware) metalen
- zwaar metaal
- toxiciteit:
-- neurotoxisch
-- saturnisme: loodvergiftiging
56
Q

organometalen

A
  • > NPOP’s
  • toxiciteit:
    • veel toxischer dan metalen: door organische component: zowel hydrofiel als lipofiel -> goed transporteerbaar doorheen waterige substanties (bloed) als doorheen vetsubstanties (vetweefsel) (!celmembranen!)
  • soorten
  • > methylkwik (methyl Hg)
  • > alkyllood (alkyl Pb)