C1 POP's Flashcards

1
Q

capita covaci

A
  1. POP: persistente organische polluenten
  2. NPOPs: nt-persistente organische polluenten
  3. RAV: residu-analyse in voedingswaren
  4. VVA: vetten, vocht en aroma’s
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

2 soorten ctn

A

voedselctn
milieuctn
soms dunne lijn tss: milieuctn: in lucht door bvb verbrandingsoven -> neerslag van stof op gras -> koe eet gras (gras is nu een voedselctn voor de koe) -> mens eet koevlees (koevlees is voedselctn voor mens)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

toxicant (toxine)

A

toxische substantie geproduceerd door mens of ontstaan als bijproduct bij productie van een ander product geproduceerd door de mens

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

toxische effecten

A

de gezondheidseffecten die een toxine (ctn, polluent, toxine) veroorzaakt

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

toxische symptomen

A

de signalen die de aanwezigheid ve specifieke ctn verraden.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

van wat hangt toxiciteit van toxine af?

A

1 CHEMISCHE STRUCTUUR
vb: schildklier T3 en T4: z benzeenringen met 3 of 4 jood eraan. Als dan een mol met gelijkaardige chem str komt, heeft deze mogelijkheid de ftie over te nemen (en zo toxisch te z). Bvb 2 benzeenringen met 3 of 4 broom eraan.
2 MATE VAN BLOOTSTELLING
-> acute blootstelling: plotse grote dosis (chem bom bvb)
-> chronische blootstelling: dagelijkse (kleine) hoeveelheid
3 TIJD VAN BLOOTSTELLING
bvb prenataal postnataal: andere werking v toxine
4 MANIER VAN BLOOTSTELLING
->meteen in bloed: veel minder afbraak v toxine en meteen toegang tot hersenen en hart (intraveneuze injectie, dermaal, inhalering (longen -> alveolen -> capillairen) (stoffen in gasfase)
-> eerst via SVS: eerst afbraak van toxine (in bepaalde mate) in maag (zuur milieu) en lever (detoxificatie) (orale inname) (vaste stoffen)
5 FYSISCHE VORM TOXINE
-> vast (dan eerder orale inname en dus via SVS)
-> vloeibaar (dan eerder dermaal en dus meteen in bloed)
-> gas (dan eerder inhalering en dus meteen in bloed)
6 GEZONDHEID EN GENETISCHE SAMENSTELLING V INDIVIDU die blootgesteld w aan toxine

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

3 belangrijkste parameters om TDI te berekenen

A

*TDI:
tolerable daily intake
hoeveel ve bep stof een individu kan innemen zonder gezondheidseffecten te verwachten.
1 DOSE THRESHOLD
= minimale hoeveelheid ve substantie die gezondheidseffecten zal veroorzaken
-> gelinkt aan toxiciteit: stof toxisch vanaf moment dat deze hoeveelheid overschreden w (dus boven dose threshold komt)
2 NO(A)EL
no observed (adverse) effect level
= hoogste hoeveelheid ve stof die gn nadelige (toxische) effecten veroorzaakt (adverse=nadelig)
3 LO(A)EL
lowest observed (adverse) effect level
= laagste hoeveelheid ve substantie die nadelige (waarneembare) effecten veroorzaakt
(dose threshold ligt tss LOAEL en NOAEL)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

voorbeeldexperiment om LOAEL te bepalen

A

*LOAEL
lowest observed adverse effect level
= laagste hoeveelheid ve substantie die een waarneembaar nadelig effect veroorzaakt bij een individu
*ratten aan toenemende concentratie van toxine blootstellen -> op bep moment zien we effect(en) (bvb verstoord hartritme) -> deze concentratie (= 1e concentratie waarbij we effect zien) is de LOAEL (lowest observed adverse effect level)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

NPOP’s en andere voedseltoxines (zonder pop’s, metalen en org metalen) (opsomming)

A

PPP maakt gn vooruitgang en verstoort zelfs mijn cyclus

  • > p: pesticiden
    p: PAK’s
    p: planttoxines
    m: mycotoxines
  • > g: geneesmiddelen, hormonen en drugs
    v: voedingsadditieven
  • > e & v: endocriene verstoorders
    z: zeevruchten toxines
    m: migranten v voedselverpakkingen
    c: ctn van voedselverwerkinging
  • > : NPOP’s
    rest: overige voedselctn
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

pesticiden

A
pesticiden zijn geen ttoppcombo's
g: glyfosaat
n: natuurlijke insecticiden
t: triazines
t: thiocarbamaat
o: organofosfaat
p: phenoxyesters
p: pyrethroiden
c: carbamaat
(carbamaat en thiocarbamaat. glyfosaat en organofosfaat)
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

endocriene verstoorders

A

abp’s

a: alkyl-fenolethoxylaat
b: bisfenol A
p: phthalaten

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Mycotoxines

A
Avocado En Citroen Of Toch liever ZeeForel met Pate?
(of: Avocado mET Citroen OF met ZeePaard?)
A: alfatoxine
E: ergot akaloide
T: tricothecenen
C: citrinine
O: ochratoxine A
F: fumonisine
Z: zearalenon
P: Patuline
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

planttoxines

A
100 CC LijkT Grappig, Tis Fugly.
c: coumestanen
c: cyanogenische glycosides
l: lignanen
t: toxische AZ
G: glucosinolaten
t: toxische VZn
f: flavonoiden
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

zeevruchtentoxines

A

mensen zijn Dom Oesters Te Pakken in een restaurant

d: domoisch zuur
o: okadaisch zuur
t: tetrodoxine
p: PSP-toxines

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

ctn v voedselverwerking

A

acrylamide

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

fyto-oestrogenen

A

onderdeel vd planttoxines
1 flavonoiden
2 coumestanen
3 lignanen

17
Q

types voedselctn

A
1 METALEN
Pb (lood), Zn, Hg, Cd
2 ORGANOMETALEN
methyl Hg, alkyl Pb
-> Cketen aan metalen
-> z toxischer dan metalen zelf, omdat ze door organische component (cketen) makkelijker doorheen celmembr kunnen
3 POP's
= persistente organische polluenten
-> organochlorine substanties
->organobromine substanties
->organofluorine substanties
4 NPOP's
-> pesticiden
-> endocriene verstoorders
-> geneesmiddelen, drugs en hormonen
5. OVERIGE VOEDSELCTN
18
Q

Stockholmconventies

A

= vastleggen welke stoffen als POP’s gezien w

  • 2001: dirty dozen
  • meeste met halogeen
  • 2001 = laat
  • twaalf stoffen, waaronder:
  • > DDT
  • > PCDD’s
  • > PCBF’s
  • 2009: + 9
  • 8 jaar later
  • 9 nieuwe POP’s, meeste ook weer met halogeen erin
  • 2011 - 2013: + 2
  • 2 jaar later
  • 2 nieuwe POP’s
  • 3 voorgestelde pops
19
Q

bepalende eig om chemische stof als POP te benoemen

A

Peanut Butter ‘N Tjelly
1 PERSISTENTIE (T1/2)
- lange halfwaardetijd maakt een POP een POP: hoge weerstand tegen chemische en biologische afbraak bvb DDT: duurt 7 jaar eer concentratie tot helft is afgebroken ( paracetamol: 2 tot 4 uur)

2 (BIO)ACCUMULATIE

  • stof is POP wanneer het eerder VEToplosbaar is en zich dus opslaat in vetweefsel.
  • dieren hoger in voedselketen hebben hogere concentratie ctn want vis met concentratie ctn in zich w opgegeten door andere vis die hoger in voedselketen staat en wij eten deze vis op die de concentratie vh ctn v vorige vis en van zichzelf bevat (= hoge concentratie v ctn heeft de vis die wij opeten in zich) ((Doordat slecht H2O-oplosbaar (aka goed vetoplosbaar), zal de concentratie vd substantie in de jager groter zijn dan in de prooi)
  • Accumulatie: opstapeling (opslag na opslag na opslag) van chem stof (POP) in milieu en levende wezens (= magnificatie)

3 NADELIGE EFFECTEN
(wanneer stof verschillende effecten heeft en deze zijn nadelig, zal het sneller tot POP vernoemd w)

4 TRANSPORT OVER LANGE AFSTAND
= mogelijk => POP
- wanneer stof in dier gevonden w dat nt eens in buurt van bron v stof leeft, wil dit zeggen dat transport over lange afstand mogelijk is voor deze stof. Dit maakt de stof extra gevaarlijk (het kan gedurende het hele transport overleven (oa door lange halfwaardetijd) én het kan op de nieuwe plek overleven en het milieu en de dieren contamineren)
- transportvectoren: lucht, water, vogels! (migreren en sterven of kakken op andere plek -> in kak of karkas zit de ctn)

20
Q

transport van POP’s

A

*globale distillatie
meest geaccepteerde theorie
algemeen concept: door wind verspreid, door regen neerslag v stof, opdroging zorgt voor verspreiding
enkele begrippen:
- latitude: waar we ons bevinden, horizontaal gezien
-> hoge latitude: noord- en zuidpool
-> lage latitude: rond de evenaar
-> middenlatitude: ertss
- volatiliteit: beweeglijkheid ve stof
- depositie: neerslag ve stof
=>
KLEINE MOL:
*volatiliteit:
-lager bij lage latitude (kleinere beweeglijkheid v stof rond de evenaar)
-hoger bij hoge latitude (grotere beweeglijkheid v stof rond noord- en zuidpool)
*neerslag:
- hoger bij hoge latitude (meer neerslag v stof rond noord- en zuidpool) -> reden: minder verdamping
- lager bij lage latitude (minder neerslag v stof rond evenaar) -> reden: hier meer verdamping v stof (ipv neerslag)
-middenlatitude: afhankelijk van seizoenscyclus meer of minder neerslag en minder of meer verdamping.
ZWAARDERE MOL
*grasshopping: w even meegenomen door wind, maar slaan snel terug neer (door zwaarte). Gaan dus nt grote afstand afleggen in 1x.

21
Q

Grasshopping

A
  • term van globale distillatie (transport van POP’s
  • van toepassing op grote (zwaardere) mol
  • = mol w even meegenomen door wind, maar slaan al snel terug neer (door zwaarte), ze leggen dus nooit in 1x een grote afstand af (uiteindelijk kunnen ze wel een hele afstand aggelegd hebben,maar duurt aanzienlijk langer dan kleinere mol)
22
Q

organochlorine ctn: bronnen

A

Dioxine: brand (afvalovens, crematoria, bosbrand, (metaalindustrie)…)
PCDD en PCDF:
-idem dioxine: brand
- in belgie: koolindustrie!, sinteren (poeders samenvoegen)
- in japan: afvalovens!
PCB: als olie in condensators en transformers
OCP: pesticide
=> mens komt hiermee in contact: door voedselketen, lucht (-> inademing), door ermee te werken (mensen die transformers moeten afbreken, die met pesticiden werken die OCP bevatten), door water, door stof…

23
Q

organochlorine ctn: toxiciteit

A

*Dioxine, PCDD en PCDF: planaire str
-> Ah-receptor blokkeren
T1/2 = 3 tot 9 jaar in mens (= lang!)
*PCB:
-> dioxinegelijkende: planaire str
-> nt dioxine gelijkende: gn planaire str
–> neotoxiciteit
T1/2 = 3 jaar
*OCP’s:
-> HCH, chlordanen en HCB:
–> hebben veel isomeren -> verhoogde kans op blootstelling => toxiteit verhoogt
-> DDT:
–> vetoplosbaar en zeer persistent (blijft leven)
! hoe meer chloor stof bevat, hoe moeilijker ie w gemetaboliseerd

24
Q

organochlore ctn: episodes vergiftiging

A

GROTE EPISODES (3)

  • Vietnam: TCDD, herbiciden
  • Belgie: 1999: dioxine- en PCB-crisis (beide (PCB als olie) in diereneten)
  • Wereldwijd: PCDD en PCDF in diereneten

KLEINE EPISODES (wereldwijd) (2)

  • 2002: PCB-voeder aan kippen
  • 2006: HCL (gecontamineerd met dioxine) gebruikt voor gelatine

EPISODES VAN DAADWERKELIJKE VERGIFTIGING (3)

  • Duitsland: werkers bezig met fenoxyherbiciden (extreme groei plant)
  • Rusland: werkers bezig met fenoxyherbiciden
  • Oekraine: president
25
Q

Dioxine

A

POP, specifiek organochlore ctn
- nevenproduct (gevormd bij bep industriele processen)
- planaire str
- gerelateerde substanties:
– PCDD
– PCDF
– PCB
(pcdd en pcdf verschillen maar 1 letter => gelijkend pcb: heel verschillende naam)
-bron: BRAND (verbrandingsoven, crematorium, afvaloven, bosbrand…)
-toxiciteit: PLANAIRE STR => AH-receptor blokkeerder
+ lange halfwaardetijd
(specifieke toxiciteit hangt af in welke congeneer dioxine zich bevindt (hoe meer Cl, hoe moeilijker gemetaboliseerd (dioxine met 1 Cl w sneller gemtaboliseerd dan dioxine met 8 Cl)
! emissie kan onder controle gebracht w en verminderd, maar w nt altijd gedaan
-grootste bron belgie: koolindustrie en sinteren (= lage temp proces om poeders (bvb fijne ertsen) samen te voegen)
- episode v vergiftiging: Belgie, 1999: samen met PCB in diereneten (dioxinecrisis)

26
Q

PCDD

A

POP, specifiek organochlore ctn
= dioxinen (andere naam eig gwn) (PolyChlore Dioxinen)
- nevenproduct v industriele processen
- bron: BRAND (industriele processen zoals afvalverbrandingsovens, bosbrand, crematorium,…)
-toxiciteit: PLANAIRE STR => Ah-receptorblokkeerder
–lange halfwaardetijd: 3 tot 9 jaar.
–endometriose
(– specifieke toxiciteit (welk effect de stof nu precies heeft op individu van de vele effecten die de stof kan hebben) is afhankelijk vd congeneer waarin de stof zich bevindt)
-resistentie v milieu en mens ertegen: individu-afhankelijk
- episode v vergiftiging: wereldwijd in diereneten samen met PCDF

27
Q

PCDF

A

POP, specifiek organochlore contaminant
- furanen (PolyChlore Furanen)
- nevenproduct v industriele processen
- bron: BRAND (industriele processen zoals afvalverbrandingsovens, bosbrand, crematorium,…)
-toxiciteit: PLANAIRE STR => Ah-receptorblokkeerder
–lange halfwaardetijd: 3 tot 9 jaar.
–endometriose
(– specifieke toxiciteit (welk effect de stof nu precies heeft op individu van de vele effecten die de stof kan hebben) is afhankelijk vd congeneer waarin de stof zich bevindt)
-resistentie v milieu en mens ertegen: individu-afhankelijk
- episode v vergiftiging: wereldwijd in diereneten samen met PCDD

28
Q

PCB

A

POP, specifiek organochlore contaminant
- biphenylen ((PolyChlore Biphenylen)
- bron: als olie in condensator (slaat elektrische E op) en in transformers (kunnen E verplaatsen)
-T1/2: 3 jaar
-toxiciteit:
-> PLANAIRE STR, dioxine-gelijkende toxiciteit:
– hepatotoxiciteit (lever)
–immuuntoxiciteit
–mogelijk carcinogeen (kankerverwekkend) voor mens
-> NT PLANAIRE STR, nt dioxine-gelijkende toxiciteit:
—>chronische blootsteling: svs-toxiciteit en HUID
—> acute blootstelling: (orale inname) cardiovasculaire toxiciteit en HUID
– op wilde dieren: NEOTOXICITEIT
–> PCBs bereiken foetus via placenta of via moedermelk
–> korte draagduur
–> neuronale ontwikkelingseffecten
—> verdwenen na eerste 3 jaar van leven van kind (want T1/2 = 3 jaar)
! wereldwijd verbannen, MAAR nog in gebruik (wat ook weer leidt tot risico op illegaal dumpen)
+ : nog maar laag percentage aanwezig in aquamilieu ( PBDE: aqua- en landelijk milieu)
- episode v vergiftiging:
–2002: olie in kippenvoeder verwerkt
–1999, belgie: olie in diereneten verwerkt samen met dioxine (dioxinecrisis)

29
Q

Dioxinecrisis

A

*Belgie, 1999
*betere naam: PCB-crisis: door degradatie dmv temperatuurveranderingen van PCB ontstond dioxine als bijproduct (PCB was dus hoofdveroorzaker dioxine) *dioxine en PCB’s in kippeneten -> bij kip waren effecten v inname v (veel) dioxine en pcb goed te zien-> door deze gevoeligheid ontdekte een DA de dioxinecrisis
*consequenties crisis:
- normen voor PCB’s in eten (1999)
- monitoren van voedsel van dierlijke oorsprong (2000)
- FAVV-oprichting (2000)
!!- stopzetten v hergebruik van dierlijke vet in voedsel
- normen voor PCDD en PCDF in eten (2002)
- verhoogde publieke belangstelling voor voedselveiligheid
=> pas NA crisis kwam er het monitoren van voedsel en ontstond het FAVV
*gevolg consequenties: mogelijke crises werden snel opgemerkt waardoor ze tot mini-crises beperkt konden w: door goed georganiseerd monitoren door FAVV, kan de bron van contaminatie snel achterhaald w (na 3tal dagen) en kan deze brond onschadelijk gemaakt w (voedsel uit keten halen bvb): er is veel beter traceerbaarheid!

30
Q

OCP

A

-‘legacy POP’s’, specifiek organochlore cnt
- pesticiden (OrganoChlore Pesticiden)
-‘legacy pop’: werden in verleden gebruikt (en als voorbeeld voor latere POP’s gebruikt). Staan ook op stockholm-lijst
-bron: GEWASSEN
! verboden, maar af en toe nog toegelaten voor specifieke acties (bvb DDT: nog gebruikt voor malaria)
-Klassen:
– DDT: PERSISTENT EN VETOPLOSBAAR!
–HCl (heptachloor)
—> kleine crisis van geweest in 2006: HCl gecontamineerd met dioxine gebruikt voor gelatine
– HCB (hexochloorbenzeen)
–chloordanen
–HCH (hexachlorocyclohexanen)
-toxiciteit: VEEL ISOMEREN: alle klassen hebben veel isomeren -> kans dat mens met wel 1 isomeer eens in aanraking komt is groot aka vergrootte toxiciteit

31
Q

organobrome ctn

A

-bron: tapijten, stoffen stoelen, gordijnen, elektronische materialen
-mate v blootstelling: kind&raquo_space; volwassenen doordat kind veel meer in contact komt met stof (op speeltjes, op grond, mat…)
-ftie: VLAMMENVERTRAGERS (fr’s: flame retardants): Br gebonden aan str -> Br is goede leaving group -> bindt met H en OH (zorgen beiden voor voortzetting brand -> door binding v Br aan H en OH werkt ie vlamvertragend
-klassen:
1 BFR (gebromineerde)
–2009: toegevoegd aan stockholmlijst owv toxiciteit
– toxiciteit gehele klasse: oestrogeen- en/of thyroidhormoonverstoorder
-> PBDE (PolyBrome Difenyl Ethers)
—> toxiciteit: oestrogeen- en thyroidhormonenverstoorder
-> HBCD
—> toxiciteit: thyroidhormonenverstoorder
-> TBBP-A
—> toxiciteit: oestrogeen- en thyroidhormonenverstoorder
2 PFR
3 IFR
4 CFR

32
Q

PBDE

A
  • POP, specifiek organobrome ctn
  • PolyBrome Difenyl Ethers
    -ftie: vlammenvertrager
    -bron: ETEN en STOF
    gevonden in zowel aquatisch als landelijk milieu
    !aantal isomeren verbannen in europa
    -toxiciteit:
    – werkt in op oestrogeenreceptors -> verlaagt oestrogene activiteit (vr hormonen)
    – verstoort thyroidhormonen
  • verschil PBDE - PCB:
  • manier van blootstelling: PBDE vnl binnen (als onderdeel van stof -> concentratie ervan hoog in binnenlucht -> raam open -> vervuilde lucht naar buiten en in de ruimte zelf (bvb aula) slaat het neer als stof -> schoonmaken -> stof komt in afvalwater) terwijl PCB voornamelijk buiten gebruikt.
  • concentratie: PBDE is in lagere mate aanwezig dan PCB’s
33
Q

toxiciteit BFR’s

A

thyroidhormoon- en/of oestrogeenverstoorders:
PBDE: thyroid en oestrogeen
HBCD: thyroid
TBBP-A: thyroid en oestrogeen

34
Q

klassen vlammenvertragers

A
1 BFR (broom)
2 IFR (inorganische)
3 PFR (fosfor)
4 CFR (chloor)
-> B, I, P of C staat voor welk specifiek atoom gebonden is aan structuur die bindt met H en OH zodat vlamvertragend effect
35
Q

verschil PBDE - PCB

A

PBDE: vooral binnenshuis (aula’s, huizen…: banken, grodijnen, matten…)
PCB: vooral buitenshuis gebruikt

36
Q

organofluore ctn

A

= POP’s
-klassen:
1 carboxylzuren
2 sulfonamides
3 sulfonzuren
-Milieublootstelling:
– industrieregio’s&raquo_space; arctische regio’s (zuid- en noordpool)
– bio-accumulatie!!: hoogste predatoren bevatten grootste concentraties hiervan
-Analyse of ze aanwezig zijn in bep matrix dmv HPLC/MS-MS (later meer)
- toxiciteit:
– zorgen voor stopzetten oxidatieve fosforylatie (en dus celademhaling)
– celmembr defecten
– DNA schade

37
Q

klassen organofluore ctn

A

1 carboxylzuren
2 sulfonzuren
3 sulfonamides

38
Q

blootstelling aan organofluore ctn

A
  • in de industriegebieden veel meer blootstelling dan in de arctische regio’s
  • bio-accumulatie!: hoogste concentraties in de hoogste predatoren
39
Q

toxiciteit organofluore ctn

A
  • celmembr schade
  • DNA schade
  • oxidatieve fosforylatie w verstoord