B.W. H.6 en H.7 Flashcards
1
Q
ubi
A
waar
2
Q
peto
petivi
A
- streven naar
- vragen
- gaan naar
3
Q
dignus
A
waard
4
Q
cum + ind
A
- toen
- wanneer
5
Q
cado
cecidi
A
vallen
6
Q
arma
A
wapens
7
Q
tamen
A
toch
8
Q
sine + abl
A
zonder
9
Q
quia
A
omdat
10
Q
poena
A
straf
11
Q
castra
A
legerkamp
12
Q
Romanus
A
- Romein
- Romeins
13
Q
cum + abl
A
met
14
Q
pro + abl
A
- voor
- in plaats van
15
Q
in + abl
A
in
16
Q
ei
A
(aan/voor) hem/haar
17
Q
Roma
A
Rome
18
Q
de + abl
A
- vanaf
- over
19
Q
alius
A
(een) ander
20
Q
amicus
A
vriend
21
Q
aut
A
of
22
Q
tuus
A
jouw
23
Q
a, ab + abl
A
van(af)
24
Q
totus
A
(ge)heel
25
timeo
vrezen, bang zijn voor
26
e(x) + abl
uit
27
pes, pedis
voet
28
dum
terwijl
29
sanguis
bloed
30
si
als
31
mors
dood
32
gravis
zwaar (emo)
33
dominus
heerser
34
servo
redden
35
soleo
gewoonlijk doen
36
omnis
1. elk
2. geheel
3. alle(n)
37
nomen
naam
38
bonus
goed
39
licet + dat
het mag
40
puto
menen
41
fortis
dapper, sterk
42
ingens
geweldig
43
exemplum
voorbeeld
44
vivo
leven
