But, Cause, Conséquence Flashcards
Voor
Pour —> substantif/pronom tonique
But
Bijgevolg
Par conséquent / En conséquence
—> indicatif
Conséquence
Aangezien
Vu que / Comme / Puisque
—> indicatif
Cause. (altijd van voor in de zin)
Om te
Pour de / afin de
—> infinitif
But
Uit vrees te
De peur de
—> infinitif
But.
Uit vrees dat
De peur que
—> subjonctif
But
Zodat (conséquence)
De sorte que
—> indicatif
Conséquence
Zodat (but)
Pour que / afin que / de sorte que
—> subjonctif
But
Want
Car
—> indicatif
Cause (nooit van voor in een zin)
Vanwege
À cause de ( negatief )
—> substantif / pronom tonique
Cause
Uit, door
Par
—> substantif
Cause
Daarom
C’est pourquoi
—> indicatif
Conséquence
Om te, met het doel te
Dans le but de
—> infinitif
But
Bijgevolg, dus (then)
Alors
—> indicatif
Conséquence
Zoveel … dat
Tant (verbe) que / tant de (substantif) que
—> indicatif
Conséquence