Business Flashcards
The dollar
De dollar
The price
De prijs
De kassa
The till
The till
De kassa
De valuta
The currency
The currency
De valuta
The euro
De euro
The gold
Het goud
De verzekering
Insurance
Insurance
De verzekering
The economy
De economie
The sale (of discounted things)
De uitverkoop
De uitverkoop
The sale (of discounted things)
The sale (transaction)
De verkoop
Supply & demand
Vraag en Aanbod
Vraag en aanbod
Supply & Demand
De handel
Trade
Trade
De handel
De consument
The consumer
The consumer
De consument
De beurs
The stock market
The stock market
De beurs
De waarde
Value
Value
De waarde
Economic
Economisch
De schuld
The debt
The debt
De schuld
The company / business
Het bedrijf
Business (concept)
De zaak
The branch of a company
Het filiaal
Het filiaal
The branch of a company
The marketing department
De marketingafdeling
The contract
Het contract
The advertisment
De reclame
De reclame
The advertisement
Accounting
De boekhouding
De boekhouding
Accounting
De klantenservice
Customer service
Customer service
De klantenservice
The customer
De klant
De klant
The customer
Promotion
De promotie
Het salaris
Salary
Salary
Het salaris
The business trip
De zakenreis
The product
Het product
The meeting (business)
De vergadering
De vergadering
The meeting (business)
The budget
Het budget
The entrepreneur
De ondernemer
De ondernemer
The entrepreneur
The deal
De deal
The industry
De industrie
The investment
De investering
De investering
The investment
The risk
Het risico
Het risico
The risk
The brand
Het merk
De vooruitgang
Progress
Progress
De vooruitgang
The firm
De firma
De financiering
Financing / funding
Financing / funding
De financiering
The order
De bestelling
De bestelling
The order / delivery
The shop
De winkel
The agenda
De agenda
The competition (of a business)
De concurrentie
De concurrentie
The competition (of a business)
De winst
Profit
Profit
De winst
De loonlijst
Payroll
Payroll
De loonlijst
