BS 1 voedingsstoffen Flashcards

1
Q

voedingsmiddelen

A

alles wat je eet of drinkt

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

voedingsstoffen

A

6 groepen: eiwitten, koolhydraten, suikers, water, vetten, mineralen, vitaminen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

bouwstof

A

stoffen die worden gebruikt voor de vorming van organische moleculen bij de voortgezette assimilatie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

brandstoffen

A

voedingsstoffen die energie kunnen leveren voor de dissimilatie/ verbranding

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

eiwitten

A

ketens van enkele tientallen tot meer dan duizend aminozuren, dienen als bouwstof.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

essentiële aminozuren

A

aminozuren die mensen niet of in onvoldoende hoeveelheden zelf kunnen vormen. Moeten in het voedsel zitten

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

koolhydraten

A

belangrijke brandstoffen in je lichaam, vooral als brandstof en bouwstof

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

voedingsvezels

A

koolhydraten die niet kunnen worden verteerd door enzymen van de mens

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

vetten

A

lipiden, dienen vooral als brandstof maar ook als bouwstof

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

triglyceriden

A

vetten en oliën die opgebouwd zijn uit een glycerolmolecuul en 3 vetzuurmoleculen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

verzadigd vetzuren

A

alle bindingsplaatsen zijn van de C-atomen bezet door waterstofatomen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

onverzadigde vetzuren

A

niet alle bindingsplaatsen van de C-atomen zijn bezet door waterstofbruggen, op deze plekken wordt een dubbele binding gemaakt.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

essentiële vetzuren

A

moeten in het voedsel aanwezig zijn, het lichaam kan deze voldoende zelf maken

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

cholesterol

A

een vet dat je voor een klein deel binnenkrijgt via voeding, het meeste wordt aangemaakt via de lever

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

mineralen

A

anorganische stoffen zoals calcium, fosfor, kalium en natrium. heb je nodig om processen in je lichaam goed te laten te verlopen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

spoorelementen

A

mineralen die je slechts in zeer kleine hoeveelheden nodig hebt

17
Q

vitaminen

A

organische stoffen die nodig zijn om de processen in je lichaam goed te laten verlopen

18
Q

vitamine-B-complex

A

verzamelnaam voor verschillende vitaminen B waarbij de afzonderlijke vitaminen worden aangegeven met cijfers

19
Q

gebreksziekte

A

ontstaat bij een tekort aan vitaminen in het voedsel