Boekje Flashcards
1
Q
Vissen
A
- hebben kieuwen
- leggen eieren in het water
- zijn koudbloedig
- hebben beenschubben
2
Q
Amfibieën
A
- jongeren hebben kieuwen en ouderen longen
- eieren in het water
- koudbloedig
- huidademhaling
3
Q
Reptielen
A
- longen
- eieren op het land
- koudbloedig
- hoornschubben
4
Q
Vogels
A
Longen
Eieren op het land
Warmbloedig
Veren
5
Q
Zoogdieren
A
Longen
Geboren
Warmbloedig
Haren
6
Q
Insectenbloemen
A
- geur
- gekleurde grote kroonbladeren
- nectar
- plakkerig stuifmeel
7
Q
Windbloemen
A
- glad, veel en licht stuifmeel
- grote en uitstekende stamper en meeldraden
- vaak groen
8
Q
Houtvaten
A
- water met mineralen omhoog vervoeren
- van wortels richting bladeren
- wand bevat cellulose en houtstof
9
Q
Bastvaten
A
- water met assimilatieproducten uit de bladeren ( o.a. suikers )
- van blad naar beneden
- we noemen de dwarswanden met openingen zeefplaten
10
Q
Speeksel
A
- vertering zetmeel
- dood bacteriën
- zorgt dat het voedsel makkelijk door de darmen kan glijden
11
Q
Maagsap zuur
A
Dood ziektekiemen
12
Q
Wat verteert de maag
A
Eiwitten
13
Q
Darmen
A
- brij van onverteerbare voedselresten uit de dunne darmen
- opname van water
- bevat veel bacteriën
- darmperistaltiek
14
Q
Enzymen
A
Helpen bij verteren
15
Q
Slagaders
A
Van het hart af
Dikke wand
Hoge bloeddruk