Blok c: insolventie Flashcards
HR 19 april 1996, NJ 1996/727 (Maclou/Curatoren Van Schuppen)
Of een curator persoonlijk aansprakelijk is voor zijn handelen hangt af van de vraag of de curator bij de verweten gedraging handelde zoals in redelijkheid mag worden verlangd van een over voldoende inzicht en ervaring beschikkende curator die zijn taak met nauwgezetheid en inzet verricht.
HR 6 februari 2015, JOR 2015/181 (VDV Totaalbouw)
Faillissement van een VOF heeft niet automatisch het faillissement van de vennoten tot gevolg.
HR 22 december 2017, NJ 2018/154 (Boersen q.q./Bpf voor het Levensmiddelenbedrijf)
Het enkele feit dat een rechtspersoon geen activa heeft maakt nog niet dat er sprake is van misbruik van bevoegdheid bij het indienen van een faillissementsaanvraag. Voor een geslaagd verzet van de curator is vereist dat degene die het verzet aanvraagt weet of behoort te weten dat de boedel leeg is en hij geen gerechtvaardigd belang bij de aanvraag heet, eventueel in verband met beschikbare alternatieven. - De curator die verzet instelt tegen een faillissement vanwege een lege boedel doet dat altijd pro se. De curator kan dan ook persoonlijk in de kosten van de procedure worden veroordeeld.
HR 28 september 1990, NJ 1991/305 (De Ranitz/Ontvanger)
interne rangregeling boedelschulden/faillissementskosten
- Als het boedelactief niet toereikend is om alle boedelschulden te voldoen, dienen die schulden in beginsel naar evenredigheid van de omvang van elke schuld te worden voldaan, behoudens de daarvoor geldende wettelijke redenen van voorrang.
Op grond van dit laatste dienen de kosten van executie en vereffening vooraf uit de opbrengst te worden voldaan, waaronder in elk geval het salaris en de verschoten van curatoren.
HR 28 april 2006, NJ 2006/503 (Far Beheer BV)
Geen extensieve uitleg 52 Fw. Na faillissement is de gefailleerde niet bevoegd betalingsopdrachten te geven aan de bank, afgeschreven bedragen kunnen dan ook worden teruggevorderd door de curator, ook als de bank niet van het faillissement wist of behoefde te weten.
HR 30 oktober 2009, NJ 2010/96 (Hamm q.q./ABN AMRO Bank)
- De curator is niet verplicht een stil pandhouder mee te delen dat hij overgaat tot inning
- Hij moet wel een redelijke termijn in acht nemen waarbinnen de stil pandhouder mededeling kan doen aan de schuldenaar om zo het inningsrecht op hem te laten overgaan
- De curator moet informatie verstrekken over de verpande vorderingen aan de pandhouder.
HR 3 februari 2012, JOR 2012/200 (Dix q.q./ING Bank)
Verzamelpandakte is niet in strijd met het verbod op verpanding van absoluut toekomstige vorderingen
HR 19 april 2013, JOR 2013/224 (Koot Beheer/Tideman q.q.)
Boedelschulden geven directe aanspraak op de boedel en ontstaan
(1) op grond van de wet,
(2) omdat zij door de curator in zijn hoedanigheid zijn aangegaan en
(3) omdat de curator handelt in strijd met een door hem in zijn hoedanigheid na te leven verbintenis of verplichting.
Onder het aangaan van een verplichting wordt dan verstaan dat de curator deze schuld op zich neemt bij een rechtshandeling doordat zijn wil daarop is gericht.
HR 31 oktober 2014, NJ 2014/484 (CZ Zorgkantoor/Scholtes q.q.)
- Onverschuldigde betaling aan de boedel is in beginsel een concurrente boedelvordering, maar indien dit een onmiskenbare vergissing betreft.
De curator moet dan de vergissing ongedaan maken nog voor de executiekosten etc.
HR 20 maart 2015, NJ 2015/264 (JPR Advocaten/Gunning q.q.)
De curator kan girale overschrijvingen aan een schuldeiser terugvorderen als het geld pas het faillissement op de rekening van de schuldeiser is gecrediteerd.
Het maakt dus niet uit of de gefailleerde de betalingsopdracht voorafgaand aan het faillissement had gegeven.
HR 5 februari 2016, NJ 2016/187 (Rabobank/Verdonk q.q.)
Zo lang de stille pandhouder aan de betrokken debiteuren niet de in art. 3:246 lid 1 BW bedoelde mededeling heeft gedaan, is de curator bevoegd in het belang van de boedel tot inning van de betrokken vorderingen over te gaan, waarna de pandhouder op het door de curator geïnde verhaal kan zoeken overeenkomstig de aan zijn pandrecht verbonden voorrang, waarbij de pandhouder zal moeten bijdragen in de algemene faillissementskosten.
HR 3 juni 2016, NJ 2016/290 (Rabobank/Reuser)
Indien je iets koopt onder eigendomsvoorbehoud, wordt je na levering eigenaar geworden, onder opschortende voorwaarde van betaling de verkoper (vervreemder) is eigenaar onder ontbindende voorwaarde. De koper kan dan een onvoorwaardelijk pandrecht vestigen op de voorwaardelijke eigendom van de zaak.
- Bij voldoening van de koopprijs is de opschortende voorwaarde van eigendomsverkrijging vervallen en wordt het voorwaardelijke eigendom dus onvoorwaardelijk eigendom. Het pandrecht wordt dan ook een onvoorwaardelijk pandrecht op het volledige eigendom.
OOK IN FAILLISSEMENT
nadeel: minder over voor curator
voordeel: beter financierbare ondernemers
HR 10 januari 1975, NJ 1976/249 (Postgiro)
- Een beroep op verrekening op grond van 53 of 234 Fw is niet mogelijk bij een tijdens het faillissement ontstane vordering van de gefailleerde, als deze vordering is ontstaan door een derde.
- Dit betekent dus dat een bedrag dat op de rekening van een gefailleerde gestort wordt tijdens faillissement, niet gebruikt kan worden om de vorderingen van de bank te verrekenen.
Uitzondering hierop is wanneer een bank een (stil) pand houdt, dan mag hij wel verrekenen. Wel moet de bank bijdragen in de algemene faillissementskosten (182 lid 1 Fw).
HR 22 december 1989, NJ 1990/661 (Tiethof q.q./NMB)
Een huurder kan de verschuldigde huur na faillissement niet verrekenen met een vordering op de failliet, ondanks dat de huur voortvloeit uit handelingen die voor de faillietverklaring zijn verricht. Als dit niet zo was zou de paritas creditorum op onaanvaardbare wijze worden doorkruist, omdat de curator wel verplicht is de verplichtingen uit de huurovk gestand te blijven doen.
HR 13 mei 2005, NJ 2005/406 (BaByXL)
Een beding in een huurovereenkomst dat inhoudt dat de overeenkomst eindigt door surseance van betaling, met schadevergoedingsplicht, is niet in strijd met art. 39 Fw.