Blok 7 - week 1 Flashcards
Geriatrie
Klinische vak wat zich bezig houdt met de risico’s op klinische aandoeningen die met het ouder worden gepaard gaan.
Gerontologie
wetenschap die ouder worden in een lichamelijk, maatschappelijk en geestelijk opzicht bestudeerd.
Waarmee staat welbevinden in verband (noem er vier)
Lichamelijk, cognitief, sociaal en emotioneel functioneren
Geef kenmerken van lichamelijk functioneren
Kenmerk van vitaliteit tegenover kwetsbaarheid
Kenmerk van functioneren in het dagelijks leven
Er kan ook compensatie plaatsvinden, dus de een meer/minder. Rollator: vergroot dagelijks functioneren, maar kenmerkt ook kwetsbaarheid.
Geef kenmerken van cognitief functioneren
Kennis opgedaan uit ervaring
Kenmerk van logisch redeneren, geheugen
Ook compensatie: Compensatie bij ouderen; door ervaring hierin compensatie dat ouderen groter sociale vaardigheden hebben, loyaler en betrouwbaarder. Verband te zien tussen verrijking en verlies.
Kenmerken sociaal functioneren
Sociale participatie
Persoonlijke relaties
Ontvangen en geven van steun
Verbondenheid, intimiteit
Compensatie: rol als vertrouwenspersoon groter wordt, eigen netwerkomvang wordt kleiner.
Emotioneel functioneren
Tevredenheid = Beoordeling van het huidige leven en geheel
Positieve stemming = gevolgen van geluk, hoop, zelfwaardering
Uitspraak Paul Baultes
Ouderen optimaliseren hun leven door activiteiten te selecteren die zij kunnen blijven doen, en te compenseren met wat niet meer lukt.
Hoe wordt de nieuwe generatie ouderen ‘anders oud’?
- levensverwachting stijgt
- functionele beperkingen blijven nagenoeg gelijk
- informatieverwerkingssnelheid stijgt
Hoe kunnen mensen steeds ouder worden?
- betere hygiëne
- betere behandeling
- betere en meer informatie
- betere infrastructuur
Kwaliteit van leven beïnvloed door
- 25% beïnvloedbaar; genen
- 75% enigzins beïnvloedbaa0r; omgeving
Noem een aantal externe hulpbronnen (Zelgmanagement van Welbevinden)
Grotendeels door sociale omstandigheden bepaald:
- voedsel
- gezondheidszorg
-geld
- onderwijs
- werk
Noem een aantal interne hulpbronnen (om externe hulpbronnen te managen = zelfmanagement vaardigheden)
- Vermogen om intitiatief te nemen
- self-efficacy; geloof in eigen kunnen
- vermogen om te investeren; geen tegenprestatie verwachten
- positief perspectief naar de toekomst
- mutlifunctionaliteit verzorgen; meerdere domeinen van welbevinden stimuleren
- variëteit; verschillende hulpbronnen voor 1 behoefte kunnen managen
Leg het model van Steverink uit:
Het model gaat over het aantrekken van externe hulpbronnen met interne hulpbronnen om basale behoeften te vervullen. Met als doel het algemeen subjectief welbevinden te verbeteren.
- Hoogste niveau: algemeen subjectief welbevinden
- Algemene basale behoeften (doelen): Fysiek welbevinden & Sociaal welbevinden
- Specifiek basale behoeften (doelen)
- Hulpbronnen (voorbeelden
Benoem het GLANS-model
Het is een soort schijf van vijf. Kijkend naar verschillende aspecten waarvan je wat nodig hebt:
- Gezondheid en Gemak
- Lichamelijke en Leuke activiteiten
- Affectie
- Netwerk
- Sterke punten