blok 5 - techniekfilosofie Flashcards

1
Q

transhumanisme

A
  • heeft een utopisch beeld van technologie
  • een internationale filosofische beweging die ernaar streeft om technologie (met name nieuwe informatie en computertechnologie) in te zetten om fundamentele menselijke beperkingen te overwinnen (om ons slimmer, gezonder en beter te maken)
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

precision medicine

A

het idee dat we door de combinatie van nieuwe datagedreven technologie en genetisch onderzoek in staat zullen zijn om de zorg perfect op het individu af te stemmen, waarbij medische behandelingen en beslissingen op maat gesneden zullen zijn voor elk individu

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

determinisme

A

de technologie ontwikkelt zich toch wel; onze enige optie is om met deze technologie mee te gaan.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

welke zorgen/ vragen/ dilemma’s zijn er

A
  1. technologe en verlies van menselijke identiteit
  2. technologe en massacultuur
  3. technologie en nieuwe risico’s
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

definitie techniekfilosofie

A

de filosofische stroming die onderzoek doet naar de aard en betekenis van techniek en verhouding tussen techniek, mensen en samenleving

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

welke 3 bijdragen zijn er?

A
  1. relevantie
  2. reflectie
  3. bijsturen
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Martin Heidegger

A
  • hield zich bezig met abstracte thema’s
  • “overal blijven we aan de techniek geketend, of wij haar nu hartstochtelijk beamen of afwijzen. het ergste zijn we aan de techniek overgeleverd, als we haar als iets neutraals beschouwen”
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

centrale begrippen Heidegger

A
  • in zijn lezing naar de vraag om de techniek stelt hij instrumentele of antropologische vragen op techniek ter discussie
  • ontologische benadering: op zoek naar het wezen van techniek
  • de techniek als wijze van ‘ontbergen’
  • fundamenteel verschil tussen traditionele en moderne technologie
  • moderne techniek leidt tot vervreemding
  • verlies van betekenis door nadruk op maakbaarheid en beheersbaarheid
  • heidegger zoekt naar andere, vrije verhouding tot techniek
  • technische denken tegenover het ‘bezinnende denken’
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

centrale begrippen Jacques Ellul

A
  • techniek als autonome kracht
  • techniek als systeem
  • technisch systeem breidt zichzelf voortdurend uit
  • mens staat tegenover macht die hij niet meer kan beheersen
  • mens en wereld voegen zich naar technische eisen
  • niet tegen technische vernieuwing, maar tegen technicisme
  • ondanks wurggreep technische systemen geloofde Ellul in hogere vrijheid die nooit door techniek opgeslokt kan worden
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

achtergrond informatie John Ihde

A
  • ons begrip van de wereld wordt op verschillende manieren bepaald door de technologie waarmee wij ons omringen.
  • beïnvloedt door de fenomenologie; een filosofische stroming die in de 19e eeuw is ontstaan en zich richtte op het onderzoek van de relatie van de menselijke ervaring en de wereld.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

centrale begrippen John Ihde

A
  • post-fenomenologie: relatie mens en wereld wordt op vele manieren bemiddeld door technologieën (‘technological mediation’)
  • vier bemiddelingsrelaties: inlijvingsrelatie, hermeneutiische relatie, alteriteitsrelatie en achtergrondrelatie
  • nieuwe relaties door nieuwe technologische ontwikkelingen/ grensvervaging: immersierelaite en versmeltingsrelatie.
  • kenmerkend voor de bemiddeld van de waarneming is structuur van amplificatie en reductie: bepaalde aspecten van de werkelijkheid versterkt/ andere verzwakt
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

centrale begrippen Wiebe Bijker

A
  • technologische cultuur
  • verwevenheid technologie en maatschappij: ‘co-productie’ in plaats van determinisme
  • theoretische ‘roots’ verbonden met empirische wending wetenschapsfilosofie
  • SCOT (social construction of technology)
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

SCOT: kernbegrippen

A
  • interpretatieve flexibiliteit
  • relevante sociale groepen
  • openen van de ‘black box’
  • stabilisatie & closure (bepalen sociale groepen, niet de ingenieurs)
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

wat voor typen innovaties worden onderscheiden?

A
  • product innovatie; introductie van nieuwe typen goederen en services voor de externe markt. essentieel voor leven van de organisatie
  • process innovatie; verbetering van interne productieprocessen van goederen en services. verbeteren interne mogelijkheden
  • marketing innovatie; implementeren van een nieuw marketing methode waarbij er verandering zijn in product design
  • organizational innovation; implementatie van nieuwe organisatorische methoden in het bedrijf.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

sociologie van verwachtingen (engels)

A
  • the sociology of expectations studies the informal production and circulation of expectations in science and technology
  • the sociology of expectations studies how in scientific and technological developments actors continuously and explicitly refer to what is possible in the future; they draw form and add to a repertoire of images, statements and prophecies - and by doing so they contribute to a particular dynamic
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

kenmerken van verwachtingen

A
  1. performativiteit
  2. ‘temporal variability’ - temporele variabiliteit
  3. ‘socio-spatial variability’ - sociaal-ruimtelijke variabiliteit
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
17
Q

performativiteit

A
  • verwachtingen niet slechts beschrijvend maar als mede vormgevend aan de nieuwe realiteit
  • performativiteit = een zin is performatief als die ook daadwerkelijk een effect veroorzaakt in de echte wereld.
  • de wet van Moore
  • idee van een self-fulfilling prophecy
18
Q

temporele variabiliteit

A
  • verwachtingen nieuwe technologie meestal gekenmerkt door specifiek patroon: afwisselende ‘cirkel van hoop en teleurstelling’
  • teleurstelling ‘ingebouwd’ in manier waarop verwachtingen functioneren in ontwikkeling technologie
  • verwachtingen produceren ‘historische dementie’
  • nadruk op breuk met heden in plaats van continuïteit
  • hype cycle
19
Q

sociaal- ruimtelijke variabiliteit

A
  • verwachtingen variëren niet alleen door de tijd, maar ook over verschillende groepen direct en minder direct betrokken
  • direct betrokken onderzoekers en ontwikkelaars meer bewust van beperkingen en onzekerheden, maar beleidsmakers niet
  • groepen op meer afstand, geen oog voor onzekerheden
  • machine learning
20
Q

technologische voorspellingen als literair genre

A
  • drie twijfelachtige redeneerpatronen die vaak in technologische toekomstvoorspellingen te zien zijn: idee van totale revolutie, sociale continuïteit en technologische fix
  • symbolische betekenis en metaforen: wenkende en aanstormende toekomst
  • kennisparadox: hoe ‘slimmer, hoe minder we ervan begrijpen
  • gemaksparadox: belofte van minder werk, terwijl werkeisen juist toenemen
  • interactieparadox: hoe intelligenter het apparaat, hoe onverschilliger we worden en hoe minder we ermee interacteren
  • expansieparadox: het overwinnen van natuurlijke beperkingen terwijl het belang van grenzen wordt vergeten
21
Q

socio-technical imaginaries (STI) (engels)

A
  • STI are collectively held, institutionally stabilized, and publicly performed visions of desirable futures, animated by shared understandings of forms of social life and social order attainable through, and supportive of, advances in science and technology
22
Q

vier kernpunten (STI)

A
  1. gedeeld (collectively held)
  2. duurzaam (institutionally stabilized)
  3. openbaar (publicy performed)
  4. wenselijk (desirable futures)
23
Q

hoe helpt STI bij beter begrip van verwachtingen en beloftes rondom nieuwe technologie?

A
  • inzicht in verschillen tussen landen/ groepen
  • inzicht in veranderingen door de tijd heen
  • inzicht in verspreiding van ideeën en praktijken
24
Q

wat doen ‘imaginaries’ precies?

A
  • ‘framen’ en representeren
  • linken verleden aan toekomst
  • ‘naturaliseren’ bepaalde manieren van denken
25
Q

ethiek

A
  • ethiek gaat over morele principes die we impliciet of expliciet gebruiken om ons gedrag of om onze acties te sturen.
  • als specifieke discipline gaat morele filosofie over reflectie over deze morele principes
26
Q

welke verschillende takken zijn er binnen de ethiek

A
  • meta ethiek
  • normatieve (rescriptieve) ethiek
  • beschrijvende (descriptieve) ethiek
  • toegepaste ethiek
27
Q

meta ethiek

A
  • onderzoekt waar onze ethische principes vandaan komen en wat ze betekenen
  • behandelt ook definities over goed en kwaad
28
Q

normatieve ethiek

A
  • onderzoekt hoe mensen zouden moeten handelen

- het doel is om te komen tot morele normen die goed en fout gedrag reguleren

29
Q

beschrijvende ethiek

A

onderzoekt de opvattingen van mensen over moraliteit en over wat de samenleving denkt dat goed of slecht is.

30
Q

toegepaste ethiek

A
  • onderzoekt specifieke controversiële kwesties, zoals abortus en kindermoord
  • behandelt ook vragen die specifiek zijn voor bepaalde gebieden, bijvoorbeeld bio-ethiek, juridische ethiek, bedrijfsethiek enz.
31
Q

op welke drie manieren wordt technologie uitgebeeld in onze cultuur

A
  1. monsterlijke technologie - gevoelens van grensoverschrijding
  2. hubris - beeld van arrogante wetenschap met te weinig oog voor risico’s en ethische bezwaren
  3. technology-out-of-control - idee dat technologische ontwikkelingen zo snel gaan dat we de controle verliezen.
32
Q

deugdenethiek

A
  • gericht op de kwaliteiten/ deugden die mensen nodig hebben om te floreren en gelukkig te zijn
  • actor-gerichte ethische theorie
  • klassieke deugden die gecultiveerd moeten worden: moed, matigheid, wijsheid, rechtvaardigheid, eerlijkheid
  • deugd (virtue) wordt gezien als het vinden van het juiste ‘midden’ tussen extremen (tussen overdaad en tekort)
  • morele beslissingen kunnen niet worden gereduceerd tot een reek regels, in plaats daarvan wordt het karakter van een persoon onderzocht.
33
Q

consequentialisme

A
  • groep ethische theorieën die nadruk leggen op de consequenties van handelingen in ethische beoordeling
  • actie-gerichte ethische theorie: de moreel juiste handeling is de handeling die tot een juiste uitkomst (consequentie) leidt
  • ## meeste bekende theorie is utilitarisme
34
Q

utilitarisme

A

richt zich op de gevolgen voor de gemeenschap of samenleving als geheel

35
Q

deontologische (non - consequentialisme) ethiek

A
  • regel-gerichte ethische theorie: richt zich op de specifieke ethische plichten die iemand moet vervullen om een goed persoon te zijn
36
Q

welke twee bewegingen zijn er?

A

beweging 1: technologie blijkt veel nauwer met normen/ moraliteit/ ethiek dan vanuit instrumentele benadering werd gedacht (technologie –> ethiek; technologie zit vol ethiek/ moraliteit)

beweging 2: ethiek/ moraliteit (specifieker: voorwaarden voor moreel actorschap) blijkt niet alleen voorbehouden te zijn aan mensen (ethiek –> technologie; voorwaarden ethisch handelen breder te interpreteren)

37
Q

samenvatting beweging 1

A
  • normatieve benaderingen van technologie als kritiek op gangbare instrumentele opvatting
  • vanuit normatieve benaderingen blijkt technologie veel nauwer verbonden met normen/ moraliteit/ ethiek dan vanuit instrumentele benadering werd gedacht
  • technologie zit boordevol ethiek/ moraliteit
  • roept vragen op hoe hiermee om te gaan
38
Q

belangrijke mensen beweging 1

A
  • winner
  • akrich en latour
  • hans achterhuis
  • berg en mol
  • ash, berg en coiera
39
Q

belangrijk persoon beweging 2

A

Peter Paul Verbeek

40
Q

samenvatting beweging 2

A
  • voorwaarden voor moreel actorschap blijken minder strikt voorbehouden aan menselijk handelen dan klassieke ethische theorieën aannemen