Blok 4 (laatste) Flashcards
1
Q
Debat
A
Aan regels gebonden discussie.
2
Q
Overeenkomsten
A
Iets waardoor iets lijkt op iets ander.
3
Q
Voordeel
A
Iets wat gunstig is.
4
Q
Argument
A
een aangevoerde reden of een feit in een discussie om een zienswijze te ondersteunen.
5
Q
Geneigd zijn tot
A
Het gevoel hebben iets te willen of iets te doen.
6
Q
Fictief
A
Niet echt.
7
Q
Introduceren
A
Voorstellen.
8
Q
Onpartijdig
A
onder één persoon of één groep te bevoordelen boven andere.
9
Q
Oefening baart kunst
A
Door veel te oefenen verbeteren de presentaties.
10
Q
Emotie
A
Gevoel.
11
Q
Frustratie
A
Hevige irritatie omdat iets je niet lukt of omdat je iets niet krijgt.
12
Q
Essentieel
A
Iets dat onmisbaar is.
13
Q
Variant
A
Iets dat in vorm afwijkt van de gewone vorm.