Blok 1 Flashcards

1
Q

Communicatie

A

Doorgeven van informatie.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Non-verbale communicatie

A

Communicatie met houdingen, gebaren en gezichtsuitdrukkingen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Verbale communicatie

A

Communicatie met woorden.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Medium

A

Het middel warme je informatie doorgeeft.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Maatschappelijk probleem (kenmerken)

A
  • de overheid moet meehelpen met oplossen.
  • er zijn veel mensen betrokken.
  • er zijn verschillende meningen over het probleem.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Kenmerk

A

Eigenschap die altijd geldig is.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Synoniem

A

Woord met dezelfde betekenis.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Actueel

A

Het vindt op dit moment plaats.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Weergeven

A

Een beeld geven van…

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Kern

A

De hoofdzaak.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Humor

A

Gevoel voor wat grappig is.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Spot

A

Het belachelijk maken van iets of iemand.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

In één oogopslag

A

Gelijk, meteen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Uiteenlopend

A

Gevarieerd.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Zich aandienen

A

Verschijnen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Onrechtvaardig

A

Wat volgens de wet of je gevoel niet eerlijk is.

17
Q

Koek en ei zijn

A

Het met elkaar eens zijn, goede vrienden zijn.

18
Q

Emotioneel betrokken zijn

A

Ergens volgens je gevoel mee te maken hebben.

19
Q

Relativeren

A

Afvlakken, nuchterder maken.

20
Q

Symbool staan voor

A

Een teken of voorwerp dat staat voor iets anders.

21
Q

Cartoon

A

Humoristische tekening.

22
Q

Anoniem

A

Naamloos.

23
Q

Massaal

A

in grote hoeveelheid.

24
Q

Dramatisch

A

Aangrijpend.