Bloedingsziekten bij volwassenen en kinderen Flashcards

1
Q

Hoe werkt de overerving bij hemofilie?

A
  • Recessief X-gebonden erfelijk
  • 70% familiair; 30% spontane mutaties
  • FVIII gen: Xq28 (26 exonen); FIX gen: Xq27.1 (8 exonen)
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Hoe kan het dat draagsters van hemofilie symptomen hebben?

A

Lyonisatie: in elke cel staat één X-chromosoom aan en de ander uit.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Welke types hemofilie zijn er?

A
  1. Ernstig (<1%): spontane bloedingen
  2. Matig ernstig (1-5%): gering trauma
  3. Mild (>5%): trauma/ingreep, geen spontane bloedingen.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Symptomen van hemofilie?

A

BLOEDINGEN in gewrichten en spieren: Functiebeperking, pijn, zwelling. Lokalisatie in gewrichten en spieren, omdat er minder FVII is.

Daarnaast subgaleale bloedingen, artropathie, iatrogeen, hematomen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Welke behandeling is er voor hemofilie?

A
  • Met stollingsfactorconcetraat i.v. (FVIII of FIX): bij een bloeding of als profylaxe (2 à 3 keer peer week)
  • Emicizumab: FIX en FX worden verbonden, waardoor de stollingscascade weer op gang komt. dit kan de oplossing zijn bij antistoffen tegen FVIII. Het wordt subcutaan toegediend en heeft een halfwaardetijd van 27 dagen. Minder schommelingen dan concentraat.
  • Lokale maatregelen:
  • Vasopressine (DDAVP), m.n. milde hemofilie A (FVIII> 10%)
    en Morbus von Willebrand
  • Antifibrinolytica (tranexaminezuur; Cyklokapron)
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Hoe stel je de diagnose van een inhiberende antistoffen (remmers) bij hemofilie?

A
  • klinisch: bloedingen ondanks profylaxe, geen reactie op FVIII
  • lab: Titerbepaling (BU): anti-FVIII (FIX); verminderde opbrengst, verkorte halfwaardetijd
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Wat is een kwartierstaat?

A

al je directe voorouders, dus GEEN broers of zussen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Waar vindt X-inactivatie plaats?

A

Tijdens het blastocyst stadium in het X inactivatie centrum. Inactieve X-chromosomen worden in Barr bodies opgeslagen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Wat is constitutioneel, somatisch en kiemcel mozaïek?

A
  • Constitutioneel mozaïek: door het hele lichaam zitten verschillen.
  • Somatisch mozaïek: na de mitose ontstaat er een mutatie die dus niet in het hele lichaam optreedt. Dit kan resulteren in kanker.
  • Kiemcel mozaïek: een van de stamcellen van de eicellen heeft een mutatie.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Welke problemen zijn er met de huidige behandeling van hemofilie?

A
  • Levenslang 2-3x per week een infusie met stollingsfactoren
  • Bloedingen treden nog steeds op, angst voor bloedingen blijft bestaan
  • Geen genezing van de ziekte
  • Behandeling kan leiden tot complicaties: remmers of virale infecties ontstaan
  • Hoge kosten van stollingsfactoren (200.000 euro per patiënt / jaar)
  • 75% wereldwijd wordt niet behandeld
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Waarom is hemofilie geschikt voor gentherapie?

A

 Een gen is defect (FIX gen of FVIII gen)
 Een kleine verhoging van FVIII of FIX is voldoende om sterke afname
te krijgen van aantal bloedingen en de ernst van de ziekte
 Makkelijk te meten of de therapie werkt (FIX of FVIII in bloed meten)
 Hoge expressie van FIX of FVIII is niet schadelijk

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Hoe werkt gentherapie bij hemofilie?

A

Direct delivery: Het defecte gen wordt ingebouwd in een virus na toediening gaan dit naar de lever. Het gen wordt ingebracht inde hepatocyt en het eiwit wordt dan gemaakt. AAV-5 en AAV-8 zijn geschikt.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Wat gebeurt er met de leverfunctie na de toediening van gentherapie?

A

Soms kan de leverfunctie verslechteren. Deze immunologische respons is een van de belangrijkste bijwerkingen van gentherapie en kan leiden tot verminderde expressie. De leverenzymen stijgen en hierdoor daalt factor IX (of VIII).

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Welke subtypes van VWD zijn er?

A
  • Type 1: relatief VWF tekort door verminderde aanmaak of verhoogde klaring
  • Type 2A: kortere multimeren door verscheidene mechanismen. Met kortere armpjes kan het minder makkelijk bloedplaatjes vangen.
  • Type 2B: ‘gain of function’ mutatie die leidt tot GP1B-alfa binding (bloedplaatjes). VWF werkt te goed op de bloedplaatjesbinding. Het gaat al bloedplaatjes binden als er nog niks aan de hand is.
  • Type 2M: verminderde binding aan plaatjes of collageen. VWF is wel een lange streng, maar het plakt niet meer goed aan bloedplaatjes.
  • Type 2N: verminderde binding aan FVIII. Lagere halfwaardetijd van FVIII > fout in de secundaire hemostase (lijkt op hemofilie A).
  • Type 3: absoluut VWF tekort.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Hoe werkt de overerving van VWD?

A

Type 1 en 2 zijn autosomaal dominant, type 3 autosomaal recessief (of dubbel dominant).

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Hoe wordt de bloedingsanamnese afgenomen?

A

ISH-BAT is een vragenlijst die de som van alle bloedingen gedurende het leven meeneemt. Het neemt de duur en de ernst mee. De score kan nooit afnemen!
- Abnormale score:
o Vrouwen: meer dan of gelijk aan 6
o Mannen: meer dan of gelijk aan 4
o Kinderen: meer dan of gelijk aan 3

17
Q

Wat zegt de VWF-RCo test?

A

kwaliteit en activiteit van VWF wordt getest.

18
Q

De ratio tussen antigen en activiteit maakt of er een kwalitatief of kwantitatief probleem is. Wat is de afkapwaarde?

A

(VWF-RCo/Ag) >0,7 dan is er een kwantitatief probleem. ≤0,7 is er een kwalitatief probleem.

19
Q

Hoe kan je type 2 VWD van elkaar onderscheiden?

A

o Type 2N: meet FVIII > verlaagd. De multimeer lengte is normaal.
o Multimeer lengte kan je meten. Korte multimeren? Type 2A. Een lange multimeer doet het niet goed? Type 2M
o RIPA meet de activiteit van het binden aan bloedplaatjes. Verhoogd? Type 2B.

20
Q

Wat zijn kenmerken van type 2B VWD?

A
  • Afname hoogmoleculairgewichts multimeren (HMWM)
  • Gevoeligheid GP1b omhoog > binding aan trombocyten omhoog
  • Trombocytopenie
21
Q

Hoe behandel je VWD?

A

VWF concentraat of desmopressine (DDAVP, niet bij type 2B).- Er zijn een aantal andere opties:
o Antifibrinolytica (cyclokapron/tranexaminezuur): remt de afbraak van stolsels.
o Regulatie menstruatie: pil, spiraal, hysterectomie
o Profylaxe: het nadeel is dat het lichaam een antistof (remmer) gaat maken tegen deze profylaxe. Het werkt daarom vaak maar een beperkte tijd.

22
Q

Hoe wordt hevig menstrueel bloedverlies gedefinieerd?

A
  • Bloedverlies >80 ml per cyclus
  • FIGO: excessive menstrual blood loss that interferes with a woman’s physical, emotional and social quality of life.
  • PBAC score wordt gebruikt. Meestal is de afkapwaarde 150 punten.
23
Q

Welke symptomen staan er in de symptoomchecker voor HMB bij jonge vrouwen?

A
  • Langer dan 7 dagen
  • Bloodklonters groter dan een euro
  • Vaak doorlekken
  • Vaker dan om de 2 uur wisselen
  • Last van futloosheid, duizeligheid en bleekheid
  • School en afspraken uit de weg gaan
24
Q

Wat zijn de consequenties van HMB?

A
  • Pijn
  • IJzergebrek met of zonder anemie
  • Beperkingen dagelijks leven
  • Negatieve psychosociale effecten
  • Absentie school/werk/sport
  • Verminderde kwaliteit van leven
25
Q

Wat zijn de 2 meest voorkomende oorzaken van HMB bij jongeren?

A

Het zijn meestal non-structurele oorzaken. Ovulatoire dysfunctie komt het meest voor, daarna coagulatiestoornis.

26
Q

Hoe behandel je HMB?

A
  • Stap 1: Tranexaminezuur, NSAIDs/celecoxib
  • Stap 2: Pil met tranexaminezuur in de stopweek;
    familieanamnese: trombose uitvragen
  • Stap 3: Spiraaltje
    Bij stollingsstoornis: evt VWF concentraat (Hemate P), DDAVP