Biologie - H8 - Begrippen Flashcards

1
Q

Assimilatie

A

Opbouw van organische moleculen uit kleinere moleculen. Hierbij is energie nodig.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Dissimilatie

A

Het afbraak van grote organische moleculen tot kleinere moleculen. Hierbij komt energie vrij.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Stofwisseling

A

Geheel van chemische processen in de cel (BiNaS tabel 67F, 67G en 67H).

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Koolstofassimilatie

A

De vorming van glucose uit koolstofdioxide en water.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Voortgezette assimilatie

A

Vorming van koolhydraten, eiwitten, vetten en DNA uit glucose.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Fotosynthese

A

Koolstofassimilatie met behulp van lichtenergie.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Katalysator

A

Een stof die chemische reacties versnelt of mogelijk maakt.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Enzymen

A

Enzymen zijn eiwitmoleculen met een specifieke ruimtelijk structuur (het actieve centrum). Ze katalyseren stofwisselingsprocessen zonder zelf verbruikt te worden.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Enzymactiviteit

A

Het is de hoeveelheid substraat die per tijdseenheid wordt omgezet.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Bladgroen

A

Een pigment dat lichtenergie kan absorberen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Primair structuur

A

Typen en volgorde van aminozuren in het eiwit.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Secundair structuur

A

Specifieke ruimtelijke vorm van het eiwit.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Tertiaire structuur

A

De opgevouwen spiraalstructuur.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Quaternaire structuur.

A

Manier waarop meerdere polypeptideketens één eiwit vormen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Triglyceride

A

Glycerol en drie vetzuren.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Fosfolipide

A

Glycerol, twee vetzuren en een fosfaatgroep.

17
Q

Aerobe dissimilatie van glucose

A

Verbranding (aanwezigheid van zuurstof). Er vormt veel ATP.

18
Q

Anaerobe dissimilatie van glucose

A

Gisting (zonder zuurstof). Weinig ATP.

19
Q

Alcoholgisting

A

Glucose wordt omgezet in alcohol (ethanol) en CO2.
- C6H12O6 —> 2 C2H6O + 2 CO2 + 2 ATP

20
Q

Melkzuurgisting

A

Glucose wordt omgezet in melkzuur.
- C6H12O6 —> 2 C3H6O3 + 2 ATP

21
Q

Beperkende factor

A

De minste beschikbare factor.