Biologie Flashcards

1
Q

bloedplasma

A

deel van het bloed dat bestaat uit water, eiwitten en opgeloste stoffen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

rode bloedcellen

A

bloedcellen zonder celkern en met hemoglobine

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

witte bloedcellen

A

bloedcellen met een celkern en zonder vaste vorm

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

bloedplaatjes

A

delen van uiteengevallen cellen, die geen celkern hebben

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

fibrinogeen

A

een plasma-eiwit dat een functie vervult bij de bloedstolling

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

hemoglobine

A

een stof in rode bloedcellen, waardoor rode bloedcellen gemakkelijk zuurstof kunnen opnemen en afgeven

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

bloedstolling

A

het stollen van het bloed als het buiten de bloedvaten komt

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

bloedsomloop

A

de weg die het bloed door het lichaam aflegt

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

slagaders

A

bloedvaten waardoor het bloed naar de organen stroomt

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

haarvaten

A

de kleinste bloedvaten in het lichaam

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

aders

A

bloedvaten waardoor het bloed naar het hart stroomt

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q
A
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly