Betekenis En Woord Week 3 Flashcards

1
Q

Bewijsstuk dat je het recht hebt om als enige een uitvinding te maken of te verkopen.

A

Het patent

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Een plan van iets wat je wilt maken.

A

Het concept

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

In hoeverre je iets kunt gebruiken.

A

De toepasbaarheid

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Dit zeg je van iets als het het doel bereikt, het doet wat het moet doen.

A

Doeltreffend

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Dit zeg je van iets als het het doel niet bereikt, het niet doet wat het moet doen.

A

Ineffectief

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Als de temperatuur van je lichaam wat hoger is dan normaal (37 graden).

A

De verhoging

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Duidelijk en met kracht.

A

Nadrukkelijk

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Weten dat je iets doet of vindt.

A

Zich bewust zijn van

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Dat wat je bereikt, nadat je iets hebt gedaan of gemaakt.

A

het resultaat

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Zonder einde.

A

Oneindig

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Iets is zo groot of veel dat je er draaierig van wordt.

A

Duizelingwekkend

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Volgens de afgesproken regels vragen om iets te krijgen.

A

Aanvragen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

De vorm die een materiaal heeft.

A

Het profiel

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly