Betekenis En Woord Week 1 Flashcards

1
Q

Erg saai

A

Slaapverwekkend

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Spannend, iets wat je aandacht vasthoudt.

A

Boeiend

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

De grootte

A

Het formaat

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Een tekening waarop je kunt zien hoe iets in elkaat zit of hoe iets gemaakt moet worden.

A

De werktekening

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Zoals iets eruitziet als je er van bovenaf naar kijkt.

A

Het bovenaanzicht

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Dat wat je ziet als je iets doorsnijdt.

A

De doorsnede

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Het neerzetten en aansluiten van apparaten zodat ze gebruikt kunnen worden.

A

De installatie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Iets in zich hebben. Die fles bevat een liter water.

A

Bevatten

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Iets wat stevig is of goed in elkaar zit.

A

Degelijk

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Iets wat ervoor zorgt dat iets of iemand zich onderscheidt van anderen.

A

Typisch

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Bij een apparaat kiezen hoe het precies gaat werken. Ik stel de wasmachine in op 40 graden.

A

Instellen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

(Bijna) niet kunnen wachten tot iets begint.

A

Trappelen van ongeduld

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Als iemand jou iets gemeen heeft aangedaan, iets gemeens terugdoen.

A

De wraak

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Een lage fiets waarop je in een liggende houding fietst.

A

De ligfiets

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly