beschrijvende onderzoeksstrategie Flashcards

1
Q

doel beschrijvende onderzoeksstrat

A

= fenomeen beschrijven
- beschrijft huidige toestand van specifieke var/gedrag
- geen verbanden, geen gedrag verklaren, geen causale uitspraken
- var meten zoals ze natuurlijk optreden

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

observationeel design

A

(beschrijvende onderzoeksdesign)
vb marshmallow test
- observeren & systematisch optekenen van gedrag individuen
- observatie hier niet als meettechiek MR als design zelf

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

gedragsobservatie

A

directe observatie & systematisch optekenen v gedrag

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

observaties kwantificeren

A

observaties omzetten in numerieke scores die gebruikt worden om fenomeen te beschrijven
- frequentie
- duur
- interval

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

observaties optekenen

A

observaties omzetten in numerieke scores die gebruikt worden om fenomeen t beschrijven
- opname
- sampling

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

time sampling

A

observeren tdns 1 interval, dan interval pauzeren om alles op te tekenen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

event sampling

A

focus op 1 type gedrag tdns 1 intervan, dan focus op ander gedrag tdns 2e interval

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

individual sampling

A

focus op 1 participant tdns 1 intervan, andere tdns 2e interval

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

inhoudsanalyse

A

gedrag/GB leten in media

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

archief onderzoek

A

historische documenten/archieven bestuderen om gedrag/GB te meten die in verleden plaatsvonden

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

niet-participerende observatie

A

onderzoeker observeert gedrag in natuurlijke setting & neemt niet deel
- ↑ externe val, inzicht in real-life gedrag
- MR tijdsintensief, onderzoeker mag gedrag niet verstoren

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

participerende observatie

A

onderzoeker mengt zich onder participanten om gedrag te observeren, interactie
- ↑ externe val
- MR tijdsintensief, potentieel gevaarlijk, interactie kan gedrag verstoren, minder objectiviteit

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

gestrucureerde observatie

A

onderzoeker creëert setting die observatie specifiek gedrag faciliteit
vb conservatie experimenten Piaget
- geen natuurlijke setting
- compromis tss niet-participerend en (veld) experiment
- sneller MR minder natuurlijk → effect externe val

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

survey design

A

DOEL= accuraat beeld krijgen van groep individuen
- flexibel
- design op zich wnr gebruikt vr beschrijving bepaalde groep individuen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

belangrijke aspecten survey design

A
  1. survey vragen ontwikkelen
    2; vragen organiseren dat survey goed opgebouwd is
  2. selectieproces wie deelneemt
  3. bepalen hoe survey uitgevoerd
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

types vragen survey design

A
  1. open vragen
  2. gerestricteerde vragen (multiple choice)
  3. beoordelingsschalen
17
Q

response set

A

wnr participanten reeks vragen met = beoordelingsschaal krijgen, neiging om vaak zelfde respons te gebruiken

18
Q

voor- en nadelen survey design

A

+flexibel
- lage respons rates & nonrespons bias
- zelf-rapportage: vertekening, sociale wenselijkheid, info achterhouden…