Belgische ontvoogdingsstrijd Flashcards

1
Q

Wat was er volgens Marx?

A

een kloof tussen het proletariaat en de burgerij

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

gevolg kloof tussen proletariaat en burgerij?

A

arbeiders waren zich niet meer bewust van hun eigen rechten

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

welke regel is er nog die stakingen verbied?

A

Wet Le Chapelier

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

wat kwam er op?

A

nationale organisaties die lokale politiek gingen overvleugelen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

gevolg nationale organisaties die lokale politiek gingen overvleugelen

A

we kunnen over nationale partijen beginnen spreken

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

hoe is de ontvoogding geïnspireerd?

A

socialistisch

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

wanneer krijgen we een keerpunt in de ontvoogdingsstrijd?

A

1884 - 1885

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

waarom krijgen we een keerpunt?

A

de crisis zit sinds 1873 op zijn dieptepunt

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

voor wat laten de liberalen plaats op het keerpunt?

A

katholieken en conservatieven

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

wanneer ontstaat er een arbeidersbeweging?

A

1884

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

in wat gaat de arbeidersbeweging zich verenigen?

A
  • syndicaten
  • coöperatieven
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

wat gebeurt er met de arbeidsbeweging tussen 1890 en 1914

A

ze versmelt onder de Belgisch Werkende Partij

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

syndicaten

A

vakbonden

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

in wat gaan de arbeiders zich nog verenigen naast syndicaten

A

coöperatieven

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

hoe wordt socialisme verspreid van de stad naar het platteland?

A

via pendelarbeid

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

3 centrale punten socialisme

A
  • algemeen stemrecht
  • achturenwerkdag
  • erkenning syndicaten
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
17
Q

wanneer wordt de achturenwerkdag ingevoerd?

A

1918

18
Q

wat hield de erkenning van syndicaten nog in?

A

wet le chapelier afschaffen

19
Q

tegen wat zijn de socialisten gekeerd?

A

tegen staking

20
Q

voor wat zorgt de socialistische opkomst bij de katholieken?

A

bij de katholieken ontstaan er veel uiteenlopende bewegingen

21
Q

secultalisering

A

ze gaan de stad loskoppelen van het geloof, om te vermijden dat er veel stemmen naar andere partijen gaan

22
Q

voor wat kwamen de christenen onder meer op?

A

secultalisering

23
Q

tegen wat zijn de conservatieven?

A

tegen emancipatie van arbeiders

24
Q

voor wat pleiten de sociaal-katholieken?

A

ze verdedigen de arbeiders

25
Q

met wat komen de christendemocraten?

A

met eigen kandidaten bij verkiezingen

26
Q

reactie establishment (overheid) op opkomst van daenisme

A

christendemocraten moeten integreren in de partij

27
Q

wat blijft er gebeuren ten nadele van de katholieken?

A

groei van de BWP

28
Q

wie zijn de grootste partij?

A

christendemocraten

29
Q

tot wat herleid de hervorming?

A

tot een sociale wetgeving

30
Q

hoe wordt de sociale wetgeving aanzien?

A

als een alternatief voor het paternalisme

31
Q

tegen wat zijn de hervormingen gericht?

A

grove misbruiken

32
Q

voorbeelden maatregelen tegen grove misbruiken

A

beter loon, minder vrouw -en kinderarbeid en zondagsrust

33
Q

2 de reden waarvoor maatregelen genomen werden

A

sociale verzekering: pensioen en ziekteverzekering

34
Q

waarom blijven de maatregelen soms nog een dode letter?

A

arbeiders beseffen/weten hun rechten niet

35
Q

gevolg maatregelen

A

levensstandaard vergroot

36
Q

wat kreeg men naargelang de levenstandaard vergrootte?

A

ideologisch bewuste arbeiders

37
Q

wat brengen ideologisch bewuste arbeiders tot een succes?

A

reformisme

38
Q

in welke landen is het reformisme geen succes?

A

China en Rusland

39
Q

van wanneer tot wanneer zijn de liberalen de grootste partij?

A

1846 - 1891

40
Q

wat legden de liberalen het volk op toen zij de grootste partij waren?

A

dat ze moesten stemmen voor de katholieke partij ‘want anders zal men gestraft worden’

41
Q

waar en wanneer is het begrip ‘partij’ ontstaan?

A

in Firenze in de 15e eeuw

42
Q

een partij was ideologisch

A

eensgezind mens en maatschappijbeeld